Luchtdruk merk je op als je snel omhoog of naar beneden gaat.
Voorbeelden : een snel stijgende of dalende lift, een brug of berg die je omhoog rijd. Een vliegtuig die opstijgt.
Voor het omhoog / omlaag gaan is de druk voor en achter je trommelvlies gelijk. Doordat je omhoog gaat drukt er minder lucht aan 1 kant tegen je oor aan. Dit voelt niet fijn.
Door gapen, slikken of een snoepje kan je dit oplossen.