1.3 Lenzen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

LENZEN (1.3)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Planning
  • Nakijken: -paragraaf 2 
  • demo lens
  • Uitleg lezen
  • herhalingsvragen

Slide 4 - Tekstslide

Positieve lenzen:
Aan de rand dunner dan in het midden (bolle lenzen).

Negatieve lenzen:
Aan de rand dikker dan in het midden (holle lenzen).

Slide 5 - Tekstslide

In de bioscoop worden de films vertoond op een groot scherm. Hoe ontstaat een groot filmbeeld in de bioscoop?
A
In de bioscoop wordt een heel grote projector gebruikt.
B
De afstand tussen de filmprojector en het scherm is erg groot.
C
In de bioscoop wordt een film gebruikt met grote afbeeldingen erop.

Slide 6 - Quizvraag

Bolle lenzen
Een positieve lens is in het midden dikker dan aan de rand

Een bolle lens noem je ook wel een positieve lens.

Slide 7 - Tekstslide

Een positieve lens
Een positieve (bolle) lens heeft een convergente werking.

De lichtstralen gaan naar elkaar toe.
Er ontstaat een brandpunt.

Slide 8 - Tekstslide

Positieve lenzen
Met een positieve lens kun je een voorwerp vergroot of verkleind afbeelden

Slide 9 - Tekstslide

Holle lenzen
Een holle lens noem je ook wel een negatieve lens.

Een negatieve lens is in het midden dunner dan aan de rand.

Slide 10 - Tekstslide

Negatieve lenzen
De lichtstralen gaan uit elkaar.

Een negatieve lens heeft een divergerende werking.

Slide 11 - Tekstslide

 Lenzen
Lenzen teken je als een rechte streep met een Plus(positieve lens) of een min(negatieve lens) erboven.

Slide 12 - Tekstslide



  • positieve lens
  • convergerende werking (lichtstralen worden naar elkaar toe gebogen)
  • hoe sterker de lens (hoe boller de lens is) , hoe sterker de convergerende werking: het brandpunt (F) komt dichter bij de lens te liggen


  • negatieve lens 
  • divergerende werking (lichtstralen worden uit elkaar gebogen
  • hoe sterker de lens, hoe verder de lichtstralen uit elkaar gebogen worden
Bolle lens
Holle lens

Slide 13 - Tekstslide

 lenzen
Hoe sterker de lens hoe groter de convergerende of divergerende werking is.

Slide 14 - Tekstslide

Brandpunt - F
1
2
4
3

Slide 15 - Tekstslide


Bij een sterkere negatieve lens is de werking
A
een grotere divergerende werking
B
een kleinere convergerende werking
C
een grotere convergerende werking
D
een kleinere divergerende werking

Slide 16 - Quizvraag

Juist of onjuist
Bij een convergerende werking gaan de lichtstralen uit elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Juist of onjuist
Een bolle lens is in het midden smaller dan aan de rand.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Juist of onjuist
Met holle lenzen kun je zowel vergroten als verkleinen.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Een vergrootglas is een bolle lens.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Beeld positieve lens
1
2
3

Slide 21 - Tekstslide

Zet de begrippen op de juiste plek in het plaatje.
Lens
brandpunt
brandpunt afstand

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Wat? Maak paragraaf 1.3:  vragen 61 t/m 67, 71 t/m 74, 78
  • Hulp?  Kom je er niet uit? Vraag dan de docent? 
  • Resultaat? Je weet wat NaSk inhoudt en kunt dit om je heen herkennen
  • Klaar?  maak 70, 75, 77 en 79

Slide 24 - Tekstslide