In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Taal les
Wie heeft er een telefoon of laptop mee?
timer
1:00
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
LessonUp woordsoorten
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan de volgende woordsoorten in een tekst herkennen:
* lidwoord
* zelfstandig naamwoord
* bijvoeglijk naamwoord
* voorzetsel
timer
1:00
Slide 3 - Tekstslide
Lidwoorden
De kleine woorden voor een zelfstandig naamwoord:
de, het, een
Slide 4 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Woord dat je in één keer snapt, het kan op zichzelf staan je kan er een lidwoord voorzetten.
Slide 5 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Voegt iets bij een zelfstandig naamwoord, daardoor wordt het duidelijker.
Slide 6 - Tekstslide
Werkwoorden
Doewoord, deze woorden kunnen veranderen afhankelijk over wie het gaat. Je kan er "ik, hij, wij, zij, jullie" voor zetten. bekendste vorm: persoonsvorm.
Slide 7 - Tekstslide
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 10 - Quizvraag
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 11 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling
Slide 12 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de
Slide 13 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme
Slide 14 - Quizvraag
De slimme leerling snapt het niet. Welk woord is het werkwoord?
A
snapt
B
de
C
leerling
D
slimme
Slide 15 - Quizvraag
leestrainer.nl
Slide 16 - Link
Je vindt de persoonsvorm op drie manieren
• Je maakt een vraagzin van de zin
•de tijd waarin de zin staat veranderen
• enkelvoud/meervoud veranderen
Slide 17 - Tekstslide
Een persoonsvorm is altijd een:
werkwoord! Je kan het woord dus vervoegen. Ik, hij, wij ervoor zetten.
Slide 18 - Tekstslide
Hoe heet het belangrijkste werkwoord uit de zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord
Slide 19 - Quizvraag
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 21 - Quizvraag
De slimme leerling snapt de vraag.
Welk woord is de pv?
A
slimme
B
snapt
C
vraag
D
De
Slide 22 - Quizvraag
Hoe oud ben jij?
Wat is de pv?
A
Hoe
B
jij
C
oud
D
ben
Slide 23 - Quizvraag
Voor straf werden van de drieëndertig mannen hun baarden afgeschoren.
wat is de pv?
A
afgeschoren
B
mannen
C
straf
D
werden
Slide 24 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Ga naar Numo.
Ga naar taken.
Maak de volgende taken:
Grammatica woordsoorten - zelfstandig naamwoord en lidwoord
Grammatica woordsoorten - bijvoeglijk naamwoord
Je werkt vandaag en woensdag aan deze taken. Mail mij bij problemen!
timer
5:00
Slide 25 - Tekstslide
Huiswerk
Datum: vrijdag 23 april
Doen:
Werk aan de Pecha Kucha. Deze moet 26 mei af zijn!