1.1 Hoe ontstond de industrie? (1)
1 / 39
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De primaire sector is
A
Landbouw, visserij en mijnbouw
B
Industrie
C
Commerciële dienstverlening
D
Niet-commerciele dienstverlening
Slide 2 - Quizvraag
In de secundaire sector werken ze...
A
Op de landbouw
B
In fabrieken
C
In de dienstverlening
D
in banken,IT bedrijven en winkels etc.
Slide 3 - Quizvraag
De secundaire sector is..?
A
Industriesector
B
Dienstensector
C
Landbouwsector
D
Sector voor onderwijs
Slide 4 - Quizvraag
Een voorbeeld van de primaire sector is?
A
Een supermarkt
B
Een callcenter
C
Een landbouw boer
D
Een kledingwinkel
Slide 5 - Quizvraag
Industrie is een onderdeel van de secundaire sector.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Wat betekent het begrip de secundaire sector?
A
Bedrijven die grondstoffen uit de natuur halen.
B
Bedrijven die van grondstoffen producten maken.
C
Bedrijven die diensten verlenen.
D
Bedrijven die internet leveren.
Slide 7 - Quizvraag
Een visser werkt in de secundaire sector
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Bij welke sector hoort dit werk?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiare sector
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Bij welke sector hoort dit werk?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiare sector
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Bij welke sector hoort dit werk?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiare sector
Slide 14 - Quizvraag
Een leraar of huisarts werkt in de diensten-sector.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
De meest voorkomende sector in Nederland is de...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Dienstensector
Slide 16 - Quizvraag
De meest voorkomende sector in arme en ontwikkelingslanden is de...
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Dienstensector
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer was de Tijd van Burgers en Stoommachines?
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000
Slide 18 - Quizvraag
In welke eeuw was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de industriële revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is industrie?
A
Het werken in een fabriek dichtbij een vestigingsplaatsfactor.
B
Met maken van producten met de hand.
C
Het bewerken van grondstoffen tot producten (vaak in fabrieken met machines) .
D
Het thuis bewerken van grondstoffen om te verkopen.
Slide 21 - Quizvraag
Welke gevolgen had de komst van de industrie?
A
Meer mensen werkten in de industrie dan in de landbouw.
B
Huisnijverheid kwam op.
C
Arbeiders gingen dicht bij de fabriek wonen.
D
Kooplieden verdienden veel geld.
Slide 22 - Quizvraag
Waarom liep de productie toe tijdens de industriële revolutie?
A
Omdat mensen harder gingen werken
B
Ma
C
Arbeiders gingen dicht bij de fabriek wonen.
D
Kooplieden verdienden veel geld.
Slide 23 - Quizvraag
Huisnijverheid
Industrie
fabrieken
spinnenwiel
stoommachine
massaproductie
Slide 24 - Sleepvraag
Wat past bij industrialisatie?
Sleep dit in het vak..
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid
Slide 25 - Sleepvraag
Wat was het voordeel van stoommachines?
A
Er kon meer en sneller geproduceerd worden.
B
Het was milieuvriendelijk.
C
Mensen die in de fabrieken werkten konden zo veel geld verdienen.
D
Er kwamen grote fabrieken.
Slide 26 - Quizvraag
Welke dingen heb je nodig om een stoommachine te laten bewegen?
A
Steenkool
B
water
C
Zon
D
Wind
Slide 27 - Quizvraag
De stoomtrein werd in het begin vooral gebruikt voor..
A
Het vervoeren van personen naar de fabrieken
B
Het vervoeren van grondstoffen naar de fabrieken
Slide 28 - Quizvraag
Welke twee grondstoffen zijn belangrijk voor de industrie?
A
Olie en Graan
B
Kolen en Staal
C
Staal en graan
D
Hout en Olie
Slide 29 - Quizvraag
Iemand die de baas is van een bedrijf en mensen loon betaalt noem je een..
A
Werkgever
B
Werknemer
Slide 30 - Quizvraag
Waarom betaalde de werkgevers weinig geld aan de werknemers?
Slide 31 - Open vraag
Wat is imperialisme?
A
Gebieden veroveren om je land machtiger
en rijker te maken.
B
Vrouwen die gelijke rechten voor mannen en vrouwen willen.
C
Mensen die vinden dat de overheid iedereen moet helpen.
D
Groep mensen met dezelfde politieke ideeën.
Slide 32 - Quizvraag
Wat is kolonialisme?
A
Een Aziatisch land waar veel handel mee gedreven wordt
B
Als een Europees land heerst over een ander land om er rijker van te worden
C
Een Aziatisch land waar oorlog mee is
D
Een Europees land waar oorlog mee is
Slide 33 - Quizvraag
Waarom wilde Europese landen graag zo veel kolonies hebben?
(Noem twee redenen)
(Noem twee redenen)
Slide 34 - Open vraag
Arbeidsintensief is:
A
Het veel hebben van arbeid op 1 plek
B
Er zijn veel mensen nodig voor dit soort werk
C
Er zit veel waarde in het bedrijf aan machines
D
Mensen werken hard voor hun geld.
Slide 35 - Quizvraag
Wat betekent arbeidsintensief?
A
De mensen moeten hard werken op het land.
B
Er zijn niet veel arbeidskrachten nodig.
C
Er zijn veel arbeidskrachten nodig.
D
Er zijn veel machines voor de arbeiders nodig
Slide 36 - Quizvraag
De primaire sector is
A
Landbouw, visserij en mijnbouw
B
Industrie
C
Commerciële dienstverlening
D
Niet-commerciele dienstverlening
Slide 37 - Quizvraag
De primaire sector is
A
Landbouw
B
Industrie
C
Diensten
