Herhalen Lezen H1-6

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning deze les
  • Herhalen theorie
  • Hoe kun je leren voor de toets?
  • Zelfstandig oefenen/leren 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je leren voor de toets?
  • Leer de groene theorie van Lezen H1-6.
  • Bekijk evt. de filmpjes online.
  • Maak een samenvatting van alle theorie.
  • Maak de oefentoetsen. 
  • In Teams vind je nog meer oefenteksten. Tip: print de teksten. 

Ook het onderdeel 'lezen' moet je leren, dus doe dat! 

Slide 3 - Tekstslide

Lezen H1
Hoofdzaken: de belangrijkste informatie in een tekst -> vind je vaak op voorkeursplaatsen (inleiding of slot). 

Bijzaken: informatie die niet (minder) zo belangrijk is. 

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H1
Kernzinnen
  • hoofdzaak van een alinea 
  • vaak eerste of laatste zin van de alinea
  • soms tweede zin, eerste zin vormt dan een verband met de vorige alinea('s).

Slide 5 - Tekstslide

Lezen H2 + H3
  • chronologisch verband: beschrijft gebeurtenissen in de juiste volgorde
  • opsommend verband: dingen achter elkaar opnoemen
  • tegenstellend verband: tegengestelde dingen benoemen
  • toelichtend verband: extra informatie geven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld

Slide 6 - Tekstslide

Lezen H2 + H3
  • concluderend verband: een conclusie trekken uit eerdere informatie in de tekst
  • redengevend verband: geeft aan waarom iemand iets doet of vindt
  • oorzakelijk verband: toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil)

Slide 7 - Tekstslide

Lezen H2 + H3
  • doel-middelverband: geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken
  • vergelijkend verband: laat een verschil of overeenkomst zien
  • samenvattend verband: geeft een verkorte weergave van informatie uit de tekst

Slide 8 - Tekstslide

Lezen H4

Slide 9 - Tekstslide

Lezen H4
Feit:
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is 
  • Een feit kun je controleren.

Voorbeeld: 'De helft van de veertienjarigen in Nederland krijgt 50 euro kleedgeld per maand.'

Slide 10 - Tekstslide

Lezen H4
Mening (standpunt):
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens ermee zijn

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen'

Slide 11 - Tekstslide

Lezen H4
Argument (reden):
  • Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
  • Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...

Voorbeeld: 'Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument)'.

Slide 12 - Tekstslide

Lezen H5

Slide 13 - Tekstslide

Lezen H6
Een schrijver schrijft zijn tekst voor een bepaald publiek. Dit kan jong of oud zijn, maar ook gericht op amusement of om je iets te leren.
 

Je kunt aan verschillende dingen zien voor welke lezers een tekst bedoeld is:
  • het onderwerp
  • de bron
  • het taalgebruik
  • de lay-out

Slide 14 - Tekstslide

Lezen H6
Het onderwerp
Aan het onderwerp van een tekst kun je vaak zien voor wie de tekst geschreven is. Zo is een tekst over internetkosten vaak geschreven voor volwassenen en een tekst over de nieuwste schooltassen voor jongeren.

De bron
Er zijn bladen en websites gericht op vrouwen (Margriet), maar ook voor mannen (AutoWeek). Of bijvoorbeeld een tekst over sport is geschreven voor sportliefhebbers. 

Slide 15 - Tekstslide

Tekst en publiek
Het taalgebruik
Een tekst voor jongeren heeft vaak korte zinnen en weinig moeilijke woorden. Een wetenschappelijke tekst juist het tegenovergestelde.
In teksten die bestemd zijn voor een specifiek publiek, lees je ook wel jargon - vaktaal. 

De lay-out
Je ziet vaak aan de illustraties, kleuren en koppen voor welk publiek een tekst of advertentie is geschreven. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht
Ga zelfstandig aan de slag met het leren/oefenen/voorbereiden van de toets in de toetsweek. 

  • Maak een samenvatting van Lezen H1-6
  • Maak de oefentoetsen.
  • Oefen met de extra oefenteksten, zie Teams.

timer
30:00

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Toetsweek
Lezen H1-6

Slide 18 - Tekstslide