2.4 bevruchting en zwangerschap + 2.5 geboorte

2.4 bevruchting en zwangerschap
2. 5 geboorte
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

2.4 bevruchting en zwangerschap
2. 5 geboorte

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les
  • herhalingsvragen
  • (herhaling) bevruchting
  • zwangerschap en geboorte

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welk nummer voegt vocht toe aan de zaadcellen?
A
1
B
2
C
5
D
6

Slide 4 - Quizvraag

Welk nummer zorgt voor de erectie en hoe heet dit deel?

Slide 5 - Open vraag

Hoe noemen we nummer 7? En wat is daar de functie van?

Slide 6 - Open vraag

Bij welk nummer komen de spermacellen als eerst?

Slide 7 - Open vraag

Met welk nummer wordt het orgaan aangegeven dat niks met de voortplanting te maken heeft?

Slide 8 - Open vraag

Waar worden de eicellen 'gerijpt'?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de functie van nummer 3?
A
Eicellen rijpen
B
eicellen vervoeren
C
een eicel laten ontwikkelen tot embryo
D
Eicel opslaan

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor ovulatie?

Slide 11 - Open vraag

Bij deze vrouw heeft er GEEN bevruchting plaatsgevonden. Hoe kun je dat zien?

Slide 12 - Open vraag

Benoem twee secundaire geslachtskenmerken bij de man.

Slide 13 - Open vraag

Wat verlies je tijdens je menstruatie?

Slide 14 - Open vraag

Wat houdt het baarmoederslijmvlies in stand na de ovulatie?
A
eicel
B
gele lichaam
C
testosteron
D
oestrogeen

Slide 15 - Quizvraag

leerdoelen
2.4.1 Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
2.4.2 Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
2.4.3 Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
2.4.4 Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.
2.5.1 Je kunt beschrijven welke fasen tijdens de geboorte worden doorlopen.

Slide 16 - Tekstslide

Bevruchting
- reservevoedsel, nodig ontwikkeling bevruchte eicel.
- zaadcel tot 3 dagen in leven.
- eicel na oculatie 12 tot 24 uur. 
- bevruchting in de eileider. 
- kop zaadcel dringt eicel binnen, celmembraan ondoordringbaar. 
- samensmelten celkernen = bevruchting

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Zwanger
- bij bevruchting blijft het gele lichaam in stand en hormonen produceren.
- Baarmoeder slijmvlies blijft dik en doorbloed, geen menstruatie. 
- "over tijd" 

Slide 19 - Tekstslide

Zwanger
- deling bevruchte eicel. 
- deling start gelijk in de eileider. 
- klompje cellen gaat naar de baarmoeder via eileider. 
- duurt 5 tot 12 dagen.

Slide 20 - Tekstslide

zwanger
- innesteling 
- door mitose uitgroeien tot baby. 
- vocht en verdikking. Uit de verdikking ontstaat het embryo. 
- Hormoon Hcg
- Zwangerschapstest
- 10 tot 15% een miskraam. 

Slide 21 - Tekstslide

Placenta
Placenta bestaat uit weefsels van het embryo en van de moeder; zorgt voor uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen.

Slide 22 - Tekstslide

zwanger
- bloedvaten stromen langs elkaar. 
- bloed lijft gescheiden, stoffen niet.
- voedingstoffen en afvalstoffen.
- Ziekteverwekkers en schadelijke stoffen gaan door de wanden van de bloedvaten heen, slecht voor het embryo en de ontwikkeling. 

Slide 23 - Tekstslide

navelstreng en vruchtwater
- navelstreng verbind embryo en placenta. 
- 3 aders in navelstreng: 2 navelstrengslagaders en 1 navelstrengader. 
- embryo ligt in vruchtwater ter bescherming. 
- omheen liggen vruchtvliezen. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Foetus
- Vanaf derde maand een foetus. 
- Belangrijke organen zijn gevormd en liggen op de juiste plek.
- ongeveer 38 weken na bevruchting geboren. 

Slide 28 - Tekstslide

twee-eiige tweelingen
 Een twee-eiige tweeling ontstaat uit twee eicellen. Er zijn twee eicellen vrijgekomen tijdens de ovulatie. Beide eicellen worden bevrucht. Er ontstaan twee klompjes cellen. Beide nestelen zich in het baarmoederslijmvlies in

Slide 29 - Tekstslide

eeneiige tweeling
 Een eeneiige tweeling ontstaat uit één bevruchte eicel. Tijdens de eerste delingen raken cellen los van elkaar. Er ontstaan dan twee losse klompjes cellen. Beide klompjes cellen nestelen zich in het baarmoederslijmvlies in

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
de eerste 5 minuten in stilte aan het werk.
Daarna mag je overleggen

Je maakt de opdrachten van 2.4.
Wanneer je hier mee klaar bent werk je verder aan 2.5
(LET OP! EERST LEZEN DAN PAS MAKEN!)


timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

leerdoelen
2.4.1 Je kunt beschrijven welke veranderingen er in het lichaam van een vrouw plaatsvinden net voor en na de bevruchting.
2.4.2 Je kunt de verschillen in de functie van zaadcellen en eicellen noemen.
2.4.3 Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
2.4.4 Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.
2.5.1 Je kunt beschrijven welke fasen tijdens de geboorte worden doorlopen.

Slide 32 - Tekstslide

Bevalling
De geboorte van een baby gaat in vijf stappen:

indaling
ontsluiting
breken van de vruchtvliezen
uitdrijving
nageboorte

Slide 33 - Tekstslide

De indaling
begint vaak een paar weken voor de bevalling. Hierbij zakt het hoofdje van de foetus naar beneden

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Ontsluiting 
- De bevalling begint met weeën. 
- Tijdens de weeën worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder. 
- Opening v/d ontsluiting moet groot genoeg zijn voor het hoofdje (10cm)

Slide 36 - Tekstslide

Breken van de vruchtvliezen 
- Bij ontsluiting breken meestal de vruchtvliezen. 
- Het vruchtwater komt voor een deel naar buiten. 

Slide 37 - Tekstslide

Uitdrijving 
- weeën worden krachtiger. 
- spieren in de buikwand trekken samen. 
- met deze persweeën wordt de baby naar buiten geperst.

Slide 38 - Tekstslide

Na de geboorte
- Huilen = teken van ademen
- navelstreng wordt afgeknipt, litteken ontstaat (de navel).
- ongeveer kwartier na de geboorte ontstaan naweeën. 
- Placenta, rest v/d navelstreng en vruchtvliezen via de vagina naar buiten (nageboorte).
- Wordt geregeld door hormonen. 

Slide 39 - Tekstslide

Maken
vanaf blz 104, opdr. 1 t/m 7
vanaf blz. 110, opdr 1 t/m 4

Slide 40 - Tekstslide