2TH Herhaling woordsoorten - donderdag 20 mei
1 / 41
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Kende je deze vijf woordsoorten nog?
A
Ja, ik wist alles nog
B
Het meeste wist ik nog
C
Ik herkende de meeste dingen tijdens het nakijken
D
Nee, ik vond het echt heel moeilijk
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Hoe ging de vorige opdracht?
A
Goed, ik had (bijna) alles goed
B
Voldoende, ik had het meeste goed
C
Matig, ik had toch wel veel fouten
D
Nog niet goed, ik heb hulp nodig
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:
De aardige buurvrouw heeft Kees gisteren zomaar snoep gegeven.
De aardige buurvrouw heeft Kees gisteren zomaar snoep gegeven.
Slide 14 - Open vraag
Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:
Nu genieten deze lachende mensen op het kleine balkonnetje van het prachtige lenteweer.
Nu genieten deze lachende mensen op het kleine balkonnetje van het prachtige lenteweer.
Slide 15 - Open vraag
Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:
Nu genieten deze lachende mensen op het kleine balkonnetje van het prachtige lenteweer.
Nu genieten deze lachende mensen op het kleine balkonnetje van het prachtige lenteweer.
Slide 16 - Open vraag
Haal alle voorzetsels uit onderstaande zin:
Vanwege deze roddel gaat Erik niet naar school.
Vanwege deze roddel gaat Erik niet naar school.
Slide 17 - Open vraag
Haal alle bijvoeglijke naamwoorden uit onderstaande zin:
De buurvrouw is erg aardig, maar de akelige buurman is een vervelende man.
De buurvrouw is erg aardig, maar de akelige buurman is een vervelende man.
Slide 18 - Open vraag
Haal alle vragende voornaamwoorden uit de zin:
Wie heeft Anna verteld wanneer het feest is afgelopen?
Wie heeft Anna verteld wanneer het feest is afgelopen?
Slide 19 - Open vraag
Haal alle zelfstandige naamwoorden uit onderstaande zin:
Het vliegverkeer naar China is door die overheid verboden.
Het vliegverkeer naar China is door die overheid verboden.
Slide 20 - Open vraag
Haal alle voorzetsels uit deze zin:
Ondanks de liefde voor deze vriend gaat Loes maandenlang alleen op reis.
Ondanks de liefde voor deze vriend gaat Loes maandenlang alleen op reis.
Slide 21 - Open vraag
Haal alle aanwijzende voornaamwoorden uit de zin:
Die middag heeft Janneke zulke gezellige mensen ontmoet.
Die middag heeft Janneke zulke gezellige mensen ontmoet.
Slide 22 - Open vraag
Haal alle bepaalde en onbepaalde lidwoorden uit deze zin:
De buurvrouw is erg aardig, maar de akelige buurman is een vervelende man.
De buurvrouw is erg aardig, maar de akelige buurman is een vervelende man.
Slide 23 - Open vraag
Sinds de laatste update werkt mijn computer ontzettend goed.
'ontzettend' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 24 - Quizvraag
Annika heeft mij gisteren nog gebeld.
'Annika' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 25 - Quizvraag
De weduwe schonk haar complete kunstcollectie aan het museum.
'kunstcollectie' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 26 - Quizvraag
Je moet niet een aluminium schaal in de magnetron zetten.
'aluminium' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 27 - Quizvraag
Het bezoek aan Disneyland Parijs was een onvergetelijke ervaring.
'onvergetelijke' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 28 - Quizvraag
Wij reden via de Brennerpas naar Italië.
'via' is een:
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 29 - Quizvraag
Waarom heb je dat gedaan?
'Waarom' is een:
'Waarom' is een:
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
voorzetsel
D
geen van deze antwoorden
Slide 30 - Quizvraag
Wat hebben zij dan precies gedaan?
'Wat' is een:
'Wat' is een:
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 31 - Quizvraag
Dergelijke opmerkingen vind ik heel vervelend.
'dergelijke' is een:
'dergelijke' is een:
A
aanwijzend voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord
Slide 32 - Quizvraag
Ik geef jou het advies om binnen te blijven.
'het' is een:
'het' is een:
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 33 - Quizvraag
Hoeveel werkwoorden zitten er in deze zin:
Zonder jou wil ik vanavond niet gaan dansen.
Zonder jou wil ik vanavond niet gaan dansen.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 34 - Quizvraag
Wij hebben de hele winter niet kunnen schaatsen.
'schaatsen' is een:
'schaatsen' is een:
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 35 - Quizvraag
Hij kwam voor de zoveelste keer te laat?
'zoveelste' is een:
'zoveelste' is een:
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
aanwijzend voornaamwoord
Slide 36 - Quizvraag
Ik neem mijn vierde snoepje.
'vierde' is een:
'vierde' is een:
A
hoofdtelwoord
B
rangtelwoord
C
bepaald hoofdtelwoord
D
bepaald rangtelwoord
Slide 37 - Quizvraag
Deze prachtige bloemen heb ik nooit eerder gekregen!
'deze' is een:
'deze' is een:
A
lidwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijwoord
Slide 38 - Quizvraag
Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):
Waar heeft Jeroen een mooie, zilveren armband voor Joke gekocht?
Waar heeft Jeroen een mooie, zilveren armband voor Joke gekocht?
Slide 39 - Open vraag
Benoem woord voor woord in onderstaande zin (noteer de afkortingen, bijvoorbeeld bn-zn-olw en scheid die door middel van een streepje):
Welke docent heeft deze moeilijke toets gemaakt?
Welke docent heeft deze moeilijke toets gemaakt?
Slide 40 - Open vraag
Hoe gingen de vorige opdrachten?
A
Goed, ik had (bijna) alles goed
B
Voldoende, ik had het meeste goed
C
Matig, ik had toch wel veel fouten
D
Nog niet goed, ik heb hulp nodig
