Excursie Lille

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Quelle est la distance entre Lille et La Haye ?
A
Environ 100 kilomètres
B
Environ 260 kilomètres
C
Environ 350 kilomètres
D
Environ 400 kilomètres

Slide 3 - Quizvraag

Lille

Slide 4 - Tekstslide

Dans quel département et
dans quelle région se trouve Lille ?
A
Nord-Pas-de-Calais / Nord
B
Nord-Pas-de-Calais / Pas-de-Calais
C
Picardi / Nord
D
Picardi / Oise

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Qu'est-ce qui a fait de Lille une ville si importante ?

Slide 7 - Open vraag

Notez trois bâtiments importants que vous verrez à Lille.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Exercice

Bereid een gesprekje voor in het Frans dat je zal gaan voeren met Franse mensen die de FNAC / PAUL / McDONALDS uitkomen.... 

Maak een filmpje of geluidsopname van deze interviewtjes. 
Zorg ervoor dat ieder groepslid een keer het woord voert. 
Lever de opnames via Teams in.

 Vraag in het Frans eerst toestemming!
Wees netjes en beleefd, spreek mensen aan met ‘vous’.













Slide 10 - Tekstslide

Au boulot :-)


Zorg ervoor dat onderstaande onderdelen aan bod komen tijdens het gesprek:

1. Goedendag.
2. Wij zijn leerlingen van een school in Nederland.
3. Zouden we u iets mogen vragen?
4. Het is om Frans te oefenen.
5. Het duurt maar een paar minuten.
6. Wat heeft u gekocht?
7. Hoeveel kostte het?
8. Hartelijk bedankt.











Slide 11 - Tekstslide


Ik zoek = je cherche
Waar is de wc? =Où sont les toilettes?
Het station = la gare
Naar rechts = à droite
Naar links = à gauche
Rechtdoor = tout droit
De straat oversteken = traverser la rue
Het verkeerslicht = le feu
Ik ben verdwaald = je suis perdu (e)
Hoe laat is het? = Quelle heure est-il, s’il vous plait
Mogen we u iets vragen? = On pourrait vous demander quelque chose?
Het is om Frans te oefenen = C’est pour pratiquer le français
Leerlingen = des élèves
Hoe duur is het? = ça fait combien? Ça coûte combine?



















Kopen = acheter
Ik wil graag = je voudrais
Een koffie zonder melk = un café
Een koffie met melk = un café au lait/ un café crème
Een thee = un thé
Een warme chocolademelk = un chocolat chaud

Een cola = un coca
Een soort Fanta = un orangina
Een sinaasappelsap = un jus d’orange
Een spa = une eau minérale
Een broodje kaas/ham = un sandwich au fromage/jambon
Pannenkoekjes = des crêpes
Een tosti = un croque monsieur
Een ijsje = une glace (1 bol = 1 boule, 2 bollen = 2 boules etc.)
Frites = des frites








Slide 12 - Tekstslide