Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Lesson 12. Grammar revision + speaking
What are we going to do today?
- Grammar revision
- Practise with grammar
- Test Yourself
- Speaking
Lesson goal: at the end of the class you feel more prepared to do the test on Monday.
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
What are we going to do today?
- Grammar revision
- Practise with grammar
- Test Yourself
- Speaking
Lesson goal: at the end of the class you feel more prepared to do the test on Monday.
Slide 1 - Tekstslide
Grammar: Present Simple
Present Simple = de tegenwoordige tijd
(Vanaf nu Present Simple afgekort naar PS)
Je gebruikt de PS om te praten over: feiten, gewoontes, gebeurtenissen of iets wat regelmatig gebeurt.
Slide 2 - Tekstslide
Present Simple
Vorm van to be in the PS :
Ik ben - I am
Jij bent - You are
Hij/zij/het is - He/she/it is
Wij zijn - We are
Jullie zijn - You are
U bent - You are
Slide 3 - Tekstslide
Present Simple
Bij de meeste woorden in de PS gebruik je de stam van het werkwoord.
Ik loop wordt bijvoorbeeld: I walk.
Walk is dan de 'stam' van het werkwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Present Simple
Bij he/she/it veranderd de spelling soms of wordt er wat toegevoegd. Dit noemen we de
SHIT
regel.
She/He/It krijg een S bij het werkwoord
Ik loop werd immers: I walk.
Zij loopt wordt: She walk
s. --> er komt een s achter walk.
Als er een naam staat bv: Inge. Dan wordt het ook:
Inge walks.
Slide 5 - Tekstslide
Present Simple
Soms veranderd bij he/she/it de hele spelling van het woord:
Bijvoorbeeld:
Ik studeer = I study. / Zij studeert = She stud
ies
Woorden die eindigen op
medeklinker + y krijgen -ies.
Ik speel = I play / Zij speelt = she play
s
.
Woorden die eindigen op
klinker + y krijgen - s
Slide 6 - Tekstslide
Present Simple
Bij de werkwoorden die eindigen in een -S klank:
I watch = She watches / krijgt he/she/it -es erachter
ook bij de werkwoorden do & go komt er -es achter.
I do / he does
We go / it goes
Slide 7 - Tekstslide
Personal pronoun
Personal pronoun = persoonlijk voornaamwoord.
Je hebt subject en object pronoun.
Subject pronoun staat vaak aan het begin van de zin.
Een object pronoun staat vaak aan het einde van de zin.
Slide 8 - Tekstslide
Subject pronoun
I
You
He
She
It
We
You
They
Object pronoun
Me
You
Him
Her
It
Us
You
Them
Slide 9 - Tekstslide
Interrogative pronoun
Interrogative pronoun = vragend voornaamwoord.
Vragende voornaamwoorden staan vaak in het begin van de zin.
Vragende voornaamwoorden in het Nederlands zijn:
wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom, welke
Slide 10 - Tekstslide
In het Engels heb je:
Wie - Who
Wat - What
Waar - Where
Wanneer - When
Welke - Which
Hoe - How
Waarom - Why
Slide 11 - Tekstslide
Possessive pronoun
van mij = mine
van jou = your(s)
van haar = hers
van hem = his
van het = its
van jullie = yours
van ons = our
van hun = their
Slide 12 - Tekstslide
Present Simple:
I ...... (to walk) to school.
A
walk
B
walks
Slide 13 - Quizvraag
She ....... (to watch) the birds fly.
A
watch
B
watches
Slide 14 - Quizvraag
We ........ (to ask) a question.
A
ask
B
asks
Slide 15 - Quizvraag
It ....... (to be) raining.
A
am
B
are
C
is
Slide 16 - Quizvraag
They ........ (to dance)
A
dance
B
dances
Slide 17 - Quizvraag
He ........ (to study) really hard.
A
study
B
studies
Slide 18 - Quizvraag
You ..... (to be) very nice
A
am
B
are
C
is
Slide 19 - Quizvraag
They ...... (to love) each other.
Slide 20 - Open vraag
I ..... (to be) very kind.
Slide 21 - Open vraag
She ...... (to think) rationally.
Slide 22 - Open vraag
It is .... (van mij)
A
my
B
mine
Slide 23 - Quizvraag
..... (wanneer) is your birthday?
A
when
B
what
C
where
D
why
Slide 24 - Quizvraag
She gives the phone to .... (mij)
A
I
B
my
C
mine
Slide 25 - Quizvraag
...... (welke) is your favourite colour?
A
when
B
which
C
why
D
how
Slide 26 - Quizvraag
..... (waarom) are you sad?
A
when
B
what
C
why
D
were
Slide 27 - Quizvraag
...... (ik) have two little brothers, I am nice to ..... (hen)
A
I, them
B
me, they
C
mine, their
Slide 28 - Quizvraag
Do:
Do:
SlimStampen Grammar in je online boek
Study:
words in Quizlet
We are going to do this:
- 15 mins in silence.
We are also going to continue with the speaking exercise.
timer
15:00
Slide 29 - Tekstslide
What did you learn
today?
Slide 30 - Woordweb
Meer lessen zoals deze
M 1 Present Simple (herhalen)
Juni 2022
- Les met
32 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1
Lesson 11. Grammar revision
Oktober 2021
- Les met
11 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Present Simple vs Present Continuous 1
September 2024
- Les met
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Week 5 O17 les 1 Present simple Impact F. Unit 2 p. 46-49
Januari 2023
- Les met
51 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Lesson 8. 8/9
September 2020
- Les met
16 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 14. 24/9
September 2020
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Lesson 4. Wordlist + Present Simple
September 2022
- Les met
12 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
Juni 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2