H4: 4.2-4.3 quiz (basis 3)

Quiz hoofdstuk 4
Is er werk voor jou?

par. 4.2-4.3

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Quiz hoofdstuk 4
Is er werk voor jou?

par. 4.2-4.3

Slide 1 - Tekstslide

1. Wat is geen arbeidsmotief ?
A
Geld verdienen
B
Ervaring opdoen
C
Samenwerken
D
Omdat het moet

Slide 2 - Quizvraag

2. Wat is geen productiesector?
A
Agrarisch
B
Dienstverlening
C
Industrieel
D
Kapitaal

Slide 3 - Quizvraag

3. Bij welke productiesector hoort de bakker:
A
Agrarisch
B
Industriële
C
Dienstverlenende

Slide 4 - Quizvraag

4.
I: Voor geschoold werk heb je een diploma nodig
II: Vakkenvuller is een voorbeeld van ongeschoold werk.
A
I is juist en II is onjuist
B
I is onjuist en II is juist
C
Beiden zijn onjuist
D
Beiden zijn juist

Slide 5 - Quizvraag

5. Kies uit leidinggevende of uitvoerende.
Sarah is manager in een hotel
A
Leidinggevende
B
Uitvoerende

Slide 6 - Quizvraag

NAKIJKEN
1. Wat is geen arbeidsmotief ?
A
Geld verdienen
B
Ervaring opdoen
C
Samenwerken
D
Omdat het moet

Slide 7 - Quizvraag

2. Wat is geen productiesector?
A
Agrarisch
B
Dienstverlening
C
Industrieel
D
Kapitaal

Slide 8 - Quizvraag

3. Bij welke productiesector hoort de bakker:
A
Agrarisch
B
Industriële
C
Dienstverlenende

Slide 9 - Quizvraag

4.
I: Voor geschoold werk heb je een diploma nodig
II: Vakkenvuller is een voorbeeld van ongeschoold werk.
A
I is juist en II is onjuist
B
I is onjuist en II is juist
C
Beiden zijn onjuist
D
Beiden zijn juist

Slide 10 - Quizvraag

5. Kies uit leidinggevende of uitvoerende.
Sarah is manager in een hotel
A
Leidinggevende
B
Uitvoerende

Slide 11 - Quizvraag

6. Wat is de arbeidsmarkt?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
vraag en aanbod van loon
D
Alle arbeidsplaatsen die worden aangeboden.

Slide 12 - Quizvraag

7. De werkgelegenheid is de ......
A
Vraag naar arbeid
B
Aanbod van arbeid

Slide 13 - Quizvraag

8. het aanbod van arbeid neemt toe als..
A
Iemand die werkt stopt met werken, en niet meer wilt werken
B
Iemand die niet werkt, gaat op zoek naar werk.

Slide 14 - Quizvraag

9. Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is van 15 tot 65 jaar
B
Iedereen die werkt tot 67 jaar
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de 67 jaar die werkt of werk zoekt

Slide 15 - Quizvraag

10. Werk waarover je geen belasting betaald noemen we
A
wit werk
B
grijs werk
C
zwart werk

Slide 16 - Quizvraag

NAKIJKEN
6. Wat is de arbeidsmarkt?
A
Alle vraag en aanbod van arbeid.
B
Alle mensen die werk zoeken.
C
vraag en aanbod van loon
D
Alle arbeidsplaatsen die worden aangeboden.

Slide 17 - Quizvraag

7. De werkgelegenheid is de ......
A
Vraag naar arbeid
B
Aanbod van arbeid

Slide 18 - Quizvraag

8. het aanbod van arbeid neemt toe als..
A
Iemand die werkt stopt met werken, en niet meer wilt werken
B
Iemand die niet werkt, gaat op zoek naar werk.

Slide 19 - Quizvraag

9. Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is van 15 tot 65 jaar
B
Iedereen die werkt tot 67 jaar
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de 67 jaar die werkt of werk zoekt

Slide 20 - Quizvraag

10. Werk waarover je geen belasting betaald noemen we
A
wit werk
B
grijs werk
C
zwart werk

Slide 21 - Quizvraag

Jan verdient € 1300 per maand. Truus verdient 25% meer dan Jan. Wat verdient Jan per jaar?
Noteer je antwoord zonder €-teken!

Slide 22 - Open vraag

In Nederland zijn 400.000 werklozen. Dat is 5% van de beroepsbevolking. Hoe groot is de beroepsbevolking?

Slide 23 - Open vraag