H5 Is er werk voor jou? paragraaf 1+2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

H5

Is er werk voor jou?

Brutoloon is meer dan nettoloon

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een CAO?

1. Centrale Arbeidsovereenkomst
2. Collectieve Arbeidsonderneming
3. Centrale Arbeidsonderneming
4. Collectieve Arbeidsovereenkomst

Wat is nettoloon

1. het zelfde als brutoloon
2. hoger als het brutoloon
3. het brutoloon min belastingen en premies

Voor wie geldt een CAO?

1. iedereen binnen een bedrijfstak
2. alle werknemers van NL
3. iedereen van een bepaald bedrijf

Brutoloon -..............-.................= Nettoloon

1. Loonbelasting Sociale premies
2. Loonbelasting Premies werkgever
3. Wig Loonbelasting
4. Wig Premies

Bereken het nettoloon
Brutoloon €2.000,-
Loonbelasting €350,-
Sociale premies € 250,-

1. €2.000,-
2. €1.650,-
3. €1.400,-
4. €1.750,-

Roos werkt in haar zomervakantie een paar uurtjes op de paprikakwekerij. Elke zaterdag krijgt ze haar loon in een enveloppe. Dit is ...

1. Witwerk
2. Grijswerk
3. Zwartwerk

Vrijwilligerswerk is:

1. Zwart werk
2. Wit werk
3. Grijswerk

Werken, geld verdienen, maar geen belasting betalen is :

1. Zwart werk
2. Wit werk
3. Grijswerk

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:

1. het laagste loon in een bedrijf.
2. het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
3. .het loon na belastingen en premies
4. een ander woord voor de bijstand.

Wat is geen productiesector

1. Primaire sector
2. Quartaire sector
3. Agrarische sector
4. Tertiaire sector

Welk antwoord heeft te maken met arbeidsmotieven

1. Nuttig zijn, Geld verdienen, sociale contacten
2. Niet ontwikkelen
3. Geen leerbehoefte
4. Ongeschoold werk vinden.

De bakker behoord tot de productieSECTOR:

1. Primaire sector
2. Secundaire sector
3. Tertiaire sector
4. Quartaire sector

Wat zijn arbeidsmotieven

1. Geld verdienen
2. Ervaring opdoen
3. Samenwerken
4. Ontspanning

Wat is een productiesector?

1. Agrarische, Industriële en dienstverlenende bedrijven
2. Tuinbedrijf, een winkel en een fabriek
3. Agrarische en computerbedrijven
4. Agrarische bedrijven, winkels en dienstverlenende bedrijven

De aardappelboer behoord tot de productiesector:

1. Quartaire sector
2. Primaire sector
3. Tertiaire sector
4. Secundaire sector

Welke productiesector?
museum

1. primair
2. secundair
3. tertiair
4. quartair

Hoe kun je van ongeschoold naar geschoold werk gaan?

1. Solliciteren
2. Vacature
3. Werken
4. Scholing

Arbeidsmotieven zijn

1. dingen waar je kan werken.
2. taken waar je goed in bent.
3. redenen om te willen werken.
4. alle antwoorden zijn goed.

Wat is geen voorbeeld van geschoold werk?

1. Leraar
2. Kapper
3. Vuilnisman
4. Automonteur

Wat is een voorbeeld van ongeschoold werk?

1. Een aannemer zoekt een timmerman.
2. Een magazijn zoekt een vorkheftruckchauffeur.
3. Een museum zoekt een receptionist.
4. Een winkel zoekt een schoonmaker.

Bij ongeschoold werk ben je vaker ...

1. leidinggevend
2. uitvoerend

Wat is geschoold werk?

1. Opzegtermijn
2. Werk waarvoor geen opleiding nodig is.
3. Werk waarvoor een opleiding nodig is.
4. Proeftijd

Tot welke productiesector behoort de kapper?

1. Dienstverlenende sector
2. Agrarische sector
3. Industriele sector

Welke van de productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. primaire sector
2. secundaire sector
3. tertiaire sector
4. quartaire sector

wat is een leidinggevende functie

1. Voert bepaalde speciale taken uit
2. Werkt in het bedrijf onder de baas
3. Geeft leiding binnen het bedrijf

Wie heeft er een uitvoerende functie?

1. Docent
2. Onderwijsmanager
3. Directeur
4. Voorzitter van de Raad van Bestuur

Wat is een uitvoerende functie

1. houd zich bezig met voeding van werknemers
2. voert taken uit
3. Geeft de leiding aan andere mensen

Wie heeft er een leidinggevende functie?

1. Cassière
2. Vakkenvuller
3. Teamleider
4. Medewerker broodafdeling

Wat is arbeidsverdeling?

1. iedereen doet veel verschillende taken
2. de taken worden verdeeld over de mensen

Wat is het aanbod op de arbeidsmarkt?

1. Mensen die betaald werk doen
2. Mensen die op zoek zijn naar betaald werk
3. mensen die betaald werk doen en op zoek zijn naar betaald werk

Er is een werkende beroepsbevolking en een niet werkende beroepsbevolking

1. Juist
2. Onjuist

De werkgelegenheid is de ......

1. Vraag naar arbeid
2. Aanbod van arbeid

Wat is de beroepsbevolking?

1. Groep personen tussen 15 en 75
2. Groep personen tussen 15 en pensioenleeftijd die werken of werkloos zijn
3. Alle werkende en niet werkende mensen
4. geen van bovenstaande antwoorden

welke twee groepen hebben minste voltijd banen

1. 15 /25 & 25 /35
2. 25/35 & 45 / 55
3. 15 / 25 & 65/ 75
4. 65/75 & 55 / 65

Algemene Wet Gelijke behandeling staat voor onder anderen:

1. geen onderscheid op basis van afkomst
2. Wet voor beschermen van de bevolking
3. Wet beschermen van de werklozen

Voltijd =

1. meer dan 36 uur per jaar
2. 36 uur of meer per week
3. minder dan 36 uur
4. 36 uur

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

1. Bedrijven
2. Werklozen
3. Werkende
4. Geen van alle

Wat is het tegenovergestelde van een voltijd baan

1. arbeidsmarkt
2. deeltijdbaan
3. leidinggevend werk
4. werkgever

In de ‘Algemene wet gelijke behandeling’ staat onder andere

1. Mannen en vrouwen moeten evenveel verdienen
2. Vrouwen moeten voorrang krijgen
3. Mannen verdienen een betere baan dan vrouwen
4. Vrouwen verdienen een betere baan dan mannen

Arbeidsparticipatie

1. Het percentage werk
2. Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
3. De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
4. Het percentage van de beroepsbevolking die werkt

In Utrecht is er veel werkloosheid omdat daar veel aanbod op de arbeidsmarkt is. Van wat voor werkloosheid is hier spraken?

1. Frictiewerkloosheid
2. Seizoenswerkloosheid
3. Regionale werkloosheid
4. Structurele werkloosheid

Regionale werkloosheid is werkloosheid die in heel Nederland voorkomt

1. Waar
2. Niet waar

Wie is werkloos?

1. Monique (50) is huisvrouw en wil niet werken.
2. Sara (14) is op zoek naar een bijbaantje.
3. Tim (28) heeft geen werk en is op zoek naar een baan.
4. Bart (42) werkt in een supermarkt en is op zoek naar een nieuwe baan.

Ryan is skileraar. In de lente wordt hij werkloos. Hoe noem je deze vorm van werkloosheid?

1. Seizoenwerkloosheid
2. Regionale werkloosheid
3. Frictiewerkloosheid

Frictiewerkloosheid is:

1. het loopt niet lekker tussen jouw en je baas
2. je hebt alleen werk in een bepaald seizoen
3. je hebt alleen werk in een bepaalde regio
4. je bent "in between jobs"