Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren

Bas 1 Bloemen
Leerdoelen:
  • Je kunt de onderdelen van een bloem en de functie hiervan benoemen
  • Je kunt de kenmerken van een bloem benoemen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Bas 1 Bloemen
Leerdoelen:
  • Je kunt de onderdelen van een bloem en de functie hiervan benoemen
  • Je kunt de kenmerken van een bloem benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Functie


Eerst de functie (taak) van de hele bloem.
De functie van bloemen is

VOORTPLANTEN.

En zo zorgen voor nieuw planten.

Slide 2 - Tekstslide

Delen van een bloem

Slide 3 - Tekstslide

Bloemen 
Hiernaast zie je een schematische tekening van een bloem.

Bloemen bestaan uit een Mannelijk deel en een Vrouwelijk deel.

Slide 4 - Tekstslide

-Je kunt de delen van een bloem benoemen met hun kenmerken en functies.

meeldraad: bestaat uit helmknop en helmdraad (helmknoppen maken veel stuifmeel(korrels) Mannelijk
stamper: bestaat uit stempel/ stijl/ vruchtbeginsel Vrouwelijk
kroonblad: gekleurd, trekt insecten aan
kelkblad: beschermen de bloem als ze nog in de knop zitten
bloembodem: hierop zitten de delen van de bloem vast

Slide 5 - Tekstslide

Kroonblad
Stamper
Stempel
Stijl
Vruchtbeginsel
Zaadbeginsel
Kern
Eicel
Meeldraad
Helmknop
Helmdraad
Helmhokje
Stijfmeelkorrels
Meeldraad en stamper
Kelkblad
Bloemsteel

Slide 6 - Tekstslide

Helmhokje
Mannelijk onderdeel van bloem.
Produceert stuifmeel.
Kroonblad
Gekleurd of groen onderdeel van bloem.
Gekleurd en groot bij insectenbloem. Trekt insecten aan.
Groen (onopvallend) of afwezig bij windbloem.
Zaadbeginsel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Hier liggen de eicellen van de bloem in de zaadbeginsels, om zaden te maken bij bestuiving.
Kelkblad
Groene bladeren die om de knop van een bloem heen zit ter bescherming. Blijven als kleine groene bladeren onderaan de bloem zichtbaar of vallen af.
Stamper - Stempel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Stempel is bovenste deel van de stamper. Vangt de stuifmeelkorrels op.
Stamper - Vruchtbeginsel
Vrouwelijk onderdeel van de bloem.
Hier liggen de zaadbeginsels in.
Steel
Deel waarmee de bloem vastzit aan de rest van de plant.

Slide 7 - Tekstslide

Insectenbloem
Geur
Felle kroonbladeren
Grote kroonbladeren
Nectar
Stamper en meeldraden in bloem.
Weinig stuifmeel
Zwaarder stuifmeel
Windbloem
Geurloos
Kleurloze kroonbladeren
Kleine kroonbladeren
Geen nectar
Stamper en meeldraden buiten bloem.
Veel stuifmeel
Licht stuifmeel

Slide 8 - Tekstslide

Bas 2 Bestuiving
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen wat bestuiving is
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen insectenbloemen en windbloemen

Slide 9 - Tekstslide

Bestuiving
Wanneer stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper (van dezelfde soort) terechtkomt, heet dit bestuiving.

Bestuiving gebeurt door insecten->insectenbloem
Bestuiving gebeurt door de wind-> windbloem

Slide 10 - Tekstslide

Windbloemen
De wind blaast het stuifmeel weg. Stuifmeel wordt veel gemaakt, is licht en glad. Stempels zijn groot en vertakt en steken buiten bloem uit: meer kans op bestuiving.
Toeval speelt een grote rol.


De stempel is groot en vertakt: Veervormig

Slide 11 - Tekstslide

Insectenbloemen
  • Meestal grote en opvallend gekleurde kroonbladeren;
  • Geven een geur af;
  • Bloem bevat nectar;
Voor het lokken van bestuivers (bij, kolibrie, vleermuis).

Een insectenbloem heeft een honingklier. 
Daar wordt nectar gemaakt. 
De hommel krijgt stuifmeel op zijn lichaam. 
Dit 'neemt hij mee' naar een andere plant.

Slide 12 - Tekstslide

Zelfbestuiving: stuifmeel op stempel van dezelfde bloem of andere bloem van dezelfde plant en zelfde soort.
Kruisbestuiving: stuifmeel op stempel van andere bloem van andere plant.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bas 3 Bevruchting
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen hoe bevruchting bij zaadplanten gebeurt
  • Je kunt uitleggen hoe het zaadbeginsel verandert na bevruchting

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Vragen
  1.  Hoeveel stuifmeelkorrels zie je?
  2. Hoeveel stuifmeelbuizen tel je?
  3. Hoeveel zaadbeginsels zitten er      in het vruchtbeginsel?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

  • Van bloem ...
  • ...tot vrucht en zaad
De bloem bloeit en is op z'n mooist. Insekten worden gelokt door de geur en de kleur. Als ze de bloem bezoeken om nectar te zoeken brengen ze stuifmeelkorrels over van de meeldraden naar de stempel van de stamper
1
De bestuiving en bevruchting zijn achter de rug en de eicellen zijn bevrucht. 
De kroonbladeren en meeldraden hebben geen functie meer. 
Ze verwelken en vallen af
2
De zaadbeginselen ontwikkelen zich tot zaden (de pitten) waaruit een nieuwe plant kan groeien. Het vruchtbeginsel groeit en vormt vruchtvlees dat gegeten wordt door dieren. Als de dieren de zaden opeten worden die later weer uitgepoept. 
3

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Bas 4 Vruchten en zaden
Leerdoel:
Je kunt de verandering in het vruchtbeginsel na bevruchting uitleggen.

Slide 22 - Tekstslide

Na bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel één of meer zaden, per bevruchting één zaad!
Als geen bevruchting is opgetreden, verschrompelt het zaadbeginsel.
Het vruchtbeginsel groeit uit tot vrucht.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Vruchten met één of meer zaden

Slide 27 - Tekstslide

Bas 5 Ongeslachtelijke voortplanting
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen waardoor de nakomelingen bij ongeslachtelijke voortplanting dezelfde erfelijke eigenschappen hebben als hun ouder;
  • Je kunt vijf voorbeelden noemen van ongeslachtelijke voortplanting

Slide 28 - Tekstslide

Celdeling

Slide 29 - Tekstslide

ongeslachtelijke voortplanting
=
voortplanting zonder bestuiving en bevruchting

een deel groeit uit tot een nieuwe plant

één ouder
nakomeling zelfde erfelijk materiaal: kopie van de ouder

mogelijkheden:
natuur 
bollen
knollen
uitlopers
wortelstokken
mens
 stekken
weefselkweek

Slide 30 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 31 - Tekstslide

Knollen
Bollen

Slide 32 - Tekstslide

Uitlopers
Wortelstokken

Slide 33 - Tekstslide

STEKKEN

Slide 34 - Tekstslide

Weefselkweek 

Slide 35 - Tekstslide

ongeslachtelijke voortplanting bij dieren

Slide 36 - Tekstslide

Bas 6 Geslachtelijke voortplanting
Leerdoelen:
  • Je kunt uitleggen dat bij elk individu dat uit geslachtelijke voortplanting ontstaat het ene chromosoom van moeder gekregen is en het andere chromosoom van vader
  • Je kunt vier voorbeelden noemen van verschillende geslachtelijke voortplanting

Slide 37 - Tekstslide

Geslachtscellen
  • Bij geslachtelijke voortplanting vindt er bevruchting plaats
  • Altijd door twee geslachtscellen
  • Één vrouwelijk, en één mannelijk

Slide 38 - Tekstslide

Mitose (gewone celdeling)
  • Chromosomen zitten in celkernen 
  • Bij ongeslachtelijke voortplanting blijven deze gelijk 
  • Iedere cel heeft alle, dezelfde informatie

Slide 39 - Tekstslide

Meiose (celdeling voor geslachtscellen)
  • De deling zorgt voor een halvering van chromosomen
  • Van elk chromosoom is er één aanwezig in plaats van twee

Slide 40 - Tekstslide

  • Bij geslachtelijke voortplanting komen er twee cellen samen: een vrouwelijke geslachtscel en een mannelijke geslachtscel
  • Hierdoor is er bij geslachtelijke voortplanting altijd een verschil in erfelijke eigenschappen tussen nakomelingen en ouders!

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Bevruchting
  • Bevruchting kan inwendig of uitwendig plaatsvinden
  • Uitwendige bevruchting kan gebeuren bij dieren die in het water leven, bijvoorbeeld vissen

Slide 43 - Tekstslide

Na bevruchting kunnen de nakomelingen inwendig ontwikkelen (zoogdieren) of uitwendig (als eitjes afgezet)

Slide 44 - Tekstslide

Begrippen oefenen
Ga naar learnbeat. Daar zie je in hoofdstuk 2 dat je begrippen kunt oefenen per paragraaf.

Slide 45 - Tekstslide

Bedankt en wie weet tot ziens!
Succes in de toetsweek en alvast fijne vakantie!

Slide 46 - Tekstslide