Les 3 (week 46)
1 / 19
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Hoe vind je het onderwerp van de tekst? Door te kijken naar:
A
de eerste en laatste alinea
B
de titel, illustraties, tussenkopjes en woorden die anders gedrukt zijn
Slide 7 - Quizvraag
Wat kun je met de volgende vraag: 'Waarover gaat deze tekst?'
A
Het onderwerp vinden.
B
De kernzin vinden.
Slide 8 - Quizvraag
Wat doe je bij 'oriënterend lezen?'
A
de eerste en laatste zin van elke alinea lezen
B
de tekst bekijken en het eerste stukje van de tekst lezen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een synoniem van 'lawaai'?
A
stilte
B
geluid
C
herrie
D
onrust
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een synoniem van 'alleen'?
A
individueel
B
samen
C
eenzaam
Slide 11 - Quizvraag
Waarvoor gebruik je een tussenkopje?
A
Om een deelonderwerp aan te kondigen
B
Om structuur aan te brengen in de tekst
C
Om de tekst niet te saai te maken
Slide 12 - Quizvraag
Hoe zoek je een omschrijving?
A
de alinea lezen waarin het onbekende woord zich bevindt
B
de zin ervoor en/of erna lezen of tussen haakjes of komma's
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent profiteren?
A
een heel klein voorwerp
B
je anders voordoen dan je bent
C
voordeel hebben van
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent 'in de voetsporen treden van'?
A
een voorbeeld navolgen
B
dezelfde kant oplopen als iemand anders
Slide 15 - Quizvraag
Waarvoor gebruik je 'zoekend lezen'?
A
Om het onderwerp te vinden.
B
Om snel iets specifieks op te zoeken in een tekst.
Slide 16 - Quizvraag
Wat kun je vinden met de woorden 'zoals', 'als' en 'bijvoorbeeld'?
A
Een tegenstelling
B
Een synoniem
C
Een voorbeeld
