In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 6 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
H12 regeling intern milieu
Slide 1 - Tekstslide
12.5 leerdoelen
13. Je beschrijft de bouw en werking van een nier.
14. Je legt uit hoe in de niereenheden uitwisseling van stoffen tussen voorurine en weefselvloeistof plaatsvindt.
15. Je legt de regulatie van de water- en zouthuishouding door hormonen uit.
Slide 2 - Tekstslide
succescriteria
je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: ventilatiebewegingen, longvlies, borstvlies, interpleurale ruimte, middenrifspieren, binnenste en buitenste tussenribspieren, onderdruk, kleine borstspier, nekspieren, overdruk, rekreceptoren, ademprikkel, ademcentrum, pneumothorax, decompressieziekte
je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken
je weet welke binas-tabellen bij het onderwerp horen en informatie uit deze tabellen halen en gebruiken
Slide 3 - Tekstslide
leerdoel 13
Je beschrijft de bouw en werking van een nier.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Functie van de nieren
Uit het lichaam (bloed) verwijderen van afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en lichaamsvreemde stoffen (afbraakproducten van medicijnen).
Slide 6 - Tekstslide
Bouw van de nieren
In de buikholte, bloedtoevoer door de nierslagader (1L/min), afvoer door de nierader.
Urineleiders voeren
aangemaakte urine
af naar blaas
Blaas voert urine af
door de urinebuis/ plasbuis
Slide 7 - Tekstslide
Bouw van de nieren
Nier bestaat uit nierschors,
niermerg en nierbekken.
Een functionele eenheid
van een nier heet nefron
Slide 8 - Tekstslide
Bouw van de nieren
Je hebt in elke nier 1,3 miljoen
nefronen.
Nefron begint in de schors,
lus naar het merg, terug naar
de schors en dan richting
nierbekken.
Slide 9 - Tekstslide
leerdoel 14
Je legt uit hoe in de niereenheden uitwisseling van stoffen tussen voorurine en weefselvloeistof plaatsvindt.
Slide 10 - Tekstslide
Glomerulus (bundel haarvaten) binnen een kapsel van Bowman
--> hierin ontstaat zo'n 180 L voorurine per dag, waarvan 99% weer terug naar het bloed gaat.
Slide 11 - Tekstslide
Kapsel van Bowman/ glomerulus
Haarvaten in het kapsel van Bowman zijn sterk vertakt: glomerulus.
Haarvaten hebben poriën-> er kan in korte tijd veel bloedplasma door.
Extra hoge bloeddruk in de glomerulus door verschil diameter tussen aan- en afvoerend slagadertje
--> ultrafiltratie
Slide 12 - Tekstslide
Kapsel van Bowman/ glomerulus = I
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose en andere voedingsstoffen, zouten, ureum, andere afvalstoffen.
Bloedcellen, bloedplaatjes, plasma-eiwitten, micellen blijven in het bloed.
Slide 13 - Tekstslide
Voorurine -> urine
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.
1. Glucose, aminozuren, vitaminen en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Ureum en andere afvalstoffen moeten in de voorurine blijven.
4. Extra H+ ionen moeten naar de voorurine (om te voorkomen dat bloed te zuur wordt)
Slide 14 - Tekstslide
BINAS 85C
Slide 15 - Tekstslide
II
In het eerste gekronkelde nierbuisje vindt terugresorptie (reabsorptie) plaats.
Actief transport:
glucose, aminozuren en zouten terug naar het bloed.
Slide 16 - Tekstslide
II
Passief transport:
Door osmose volgt het water (in de richting van de hoogste concentratie stoffen.
80% van het water uit de voorurine gaat hierdoor al terug naar het bloed.
(ook door colloïd osmotische waarde van de bloedeiwitten gaat water weer het bloed in)
Slide 17 - Tekstslide
II
wandcellen nierbuisje geven NH3 (ammoniak) af aan voorurine. Daar reageert het met protonen vanuit het bloed tot NH4+ (ammonium), dit kan het nierkanaaltje niet meer verlaten.
Dus komt sowieso in de urine terecht
Slide 18 - Tekstslide
Lis van Henle - dalende been III
- veel waterkanalen
- laten weinig ionen door
Gevolg, veel water via osmose naar weefselvloeistof, de osmotische waarde in voorurine stijgt (naarmate je dieper onderin het dalende been zit)
Slide 19 - Tekstslide
Lis van Henle - stijgende been IV
- laat makkelijk ionen door
Na+ en Cl- worden hier passief en actief naar de weefselvloeistof doorgelaten (=terugresorptie), osmotische waarde in weefselvloeistof daardoor hoog.
Slide 20 - Tekstslide
Lis van Henle - stijgende been IV
Ureum wordt actief de weefselvloeistof van het merg ingepompt.
Dit is (samen met Na+/ Cl-) van invloed op osmotische waarde weefselvloeistof merg (laag in schors en steeds hoger des te dieper je in het merg komt).
Hierdoor kan water de voorurine verlaten.
Slide 21 - Tekstslide
Tweede gekronkelde nierbuisje V
1. regeling pH bloed (afgifte H+ ionen aan voorurine en terugresorptie van HCO3-)
2. O.i.v. hormoon aldosteron wordt hoeveelheid zouten die je uitplast geregeld. K+ de voorurine in, NaCL juist andersom.
Meer ADH = meer kanaaltjes voor water en ureum in de wand verzamelbuis. Ureum eerst, verhoogt osmotische waarde merg, water volgt.
Ureum moet wel uitgeplast dus wordt in eerste gekronkelde deel weer opgenomen in voorurine
Slide 23 - Tekstslide
Verzamelbuisje VII
Het gevormde urine eindigt in het verzamelbuisje.
In totaal neem je ong. 99% van het water uit de voorurine terug op.
Er blijft per dag zo'n 1,5 L urine , dat via de urineleider naar de blaas gaat.
Slide 24 - Tekstslide
leerdoel 15
Je legt de regulatie van de water- en zouthuishouding door hormonen uit.
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Antidiuretisch Hormoon
(= anti plas hormoon)
Wordt afgegeven door de hypofyse als er een watertekort in het bloed is (te hoge osmotische waarde en lage bloeddruk)
Hormonen - ADH
Slide 27 - Tekstslide
Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water uit de voorurine naar het bloed.
ADH zorgt voor toename van het aantal waterkanalen in de celmembranen van de cellen in het verzamelbuisje.
Slide 28 - Tekstslide
aldosteron
Regelt de hoeveelheid zouten in het lichaam door terugresoptie van Na+ te stimuleren (= zoutgebrek) of te remmen (=zoutoverschot)
Te weinig zout in bloed - nieren geven renine af. Dit stimuleert angiotensinogeen (in bloed) -> angiotensine I ( in bloed) -> angiotensine II (in longen) -> bijnierschors gaat aldosteron maken
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 31 - Link
biologiepagina.nl
Slide 32 - Link
aan de slag
lees 12.4 aandachtig door
bekijk de animaties en uitlegvideo op de volgende dia's
maken en nakijken opgaven 12.4
maak een begrippenlijst
lees voor de volgende les 12.5 door
Controleer of je alle leerdoelen beheerst/ aan alle succescriteria voldoet. Zo niet: opnieuw door de stof/ opdrachten maken/ hulp vragen.