Overige spelling V4

Overige spellingregels 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Overige spellingregels 

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen
Kies de juiste spelvorm

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de meervoudsvorm van: buggy?
A
Buggies
B
Buggys
C
Buggy's
D
Bugs

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de meervoudsvorm van: pyjama?
A
Pyjama's
B
Pyjamas
C
Pyjamaas
D
Pyjamen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de juist spelling?
A
apetrots
B
apentrots

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Apenrots
B
Aperots

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juist spelling?
A
logeetje
B
logétje

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verkleinwoord van: pony?
A
ponytje
B
pony'tje

Slide 8 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 9 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
kantenklaarmaaltijd
B
kantenklaar-maaltijd
C
kant-en-klaar-maaltijd
D
kant-en-klaarmaaltijd

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
op- en aanmerkingen
B
op en aanmerkingen
C
op- en aan-merkingen
D
-op en aanmerkingen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
feeën
B
feën
C
feëen
D
fee-en

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van evangelie
A
evangeliën
B
evangelieën
C
evangelies
D
evangelie's

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van: De staatsschuld bedraagt bijna ...
A
500 miljard
B
vijfhonderd miljard
C
vijfhondermiljard
D
vijf honderd miljard

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
machtspelletjes
B
machtsspelletjes
C
machtspelletje's
D
machtsspelletje's

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
jokkenbrok
B
jokkebrok

Slide 17 - Quizvraag

Als we met de bus reizen, zit ik het liefst ...
A
voorin
B
voor in
C
voorin de bus
D
voor in de bus

Slide 18 - Quizvraag

De goede/luie leerlingen zitten altijd ... de klas
A
achter in
B
achterin

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
basis school kinderen
B
basis schoolkinderen
C
basisschoolkinderen
D
basisschool kinderen

Slide 20 - Quizvraag

Welke woord is goed gespeld?
A
vrouwenvoetbal
B
Onze-Lieve-Vrouwenkerk
C
vrouwevoetbal
D
Onze-Lieve-Vrouwkerk

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is goed gespeld?
A
ladekast
B
ladenkast
C
ladeskast

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord slaat het beste op de afbeelding?
A
blauwe verfbus
B
blauweverfbus
C
blauwe verf bus

Slide 23 - Quizvraag