221006 KZD SPDG DM 2.4

06-10-22 KZD SPDG DM 



Herhaling theorie
Nakijken DM 2.4
Maken DM 2.5
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Keuzedeel spdgMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

06-10-22 KZD SPDG DM 



Herhaling theorie
Nakijken DM 2.4
Maken DM 2.5

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke toedienvormen en -wegen ken je bij de behandeling van diabetes?

Slide 4 - Woordweb

Waar wordt insuline gemaakt in de alvleesklier in de eilandjes van Langerhans ?
A
Alfa-cellen
B
Beta-cellen

Slide 5 - Quizvraag

Wat doet glucagon?

Slide 6 - Woordweb

Een diabetes type II patient heeft een...
A
absoluut tekort aan insuline
B
relatief tekort aan insuline
C
absoluut tekort aan glucose
D
relatief tekort aan glucose

Slide 7 - Quizvraag

Hoe werkt een sulfonylureumderivaat?
A
maakt glucose vrij
B
maak insuline vrij
C
maakt cellen gevoeliger voor insuline
D
maakt cellen gevoeliger voor glucose

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een diabetische voet?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

1. Hoe krijgt mevrouw Verlaan haar insuline toegediend?

Slide 12 - Open vraag

Deze patiënt heeft een paradigm Quick-set en dit is een systeem voor continue toediening van insuline met instelbare variabele snelheden. Voor een continue, gecontroleerde subcutane toediening van insuline kan een op het lichaam gedragen insulinepomp worden ingezet. Dit is een compact formaat pomp die bestaat uit een ampul met insuline, een op batterijen werkend motortje, een scherm en bedieningstoetsen. Het apparaat kan voor het uitlezen van data worden aangesloten op de computer. De insuline wordt toegediend door middel van een toedieningsset bestaande uit een subcutane naald met een dunne, buigzame en flexibele teflon canule, een klevende drager voor fixatie op de huid en een slang voor aansluiting op de insulinepomp. de slanglengte varieert van 30-110 cm. Sommige systemen kunnen bij de aansluiting worden afgekoppeld, bijvoorbeeld bij het zwemmen of douchen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

2. Welke type patiënten komen in aanmerking voor zo’n behandeling?

Slide 15 - Open vraag

Insulinepomptherapie wordt ingezet als de insulineafgifte precies moet afgestemd moet worden op de insulinebehoefte en dat op een andere manier niet goed gerealiseerd kan worden. Dit kan zich uiten in bijvoorbeeld sterk schommelende bloedglucosewaarden met grote kans op hypo’s of hypers. De doelgroep voor een pomp wordt gevormd door jonge kinderen, vrouwen met diabetes mellitus type 1 die zwanger willen worden en zwangere vrouwen, dementerende ouderen en verstandelijk gehandicapten. Deze gereguleerde afgifte maakt de kans op extreme schommelingen veel kleiner en maakt subcutaan injecteren overbodig.

Slide 16 - Tekstslide

3. Wat kun je zeggen over het antibioticagebruik van deze mevrouw in relatie tot haar diabetes?

Slide 17 - Open vraag

Bij een hoge bloedglucosespiegel probeert het lichaam de glucose op een andere manier het lichaam te krijgen, waarbij er geen insuline nodig is. Het kan dan via de nieren uitgescheiden worden (glucosurie). Glucose in de urine is een uitstekende voedingsbodem voor bacteriën om te kunnen groeien (en dus een infectie te veroorzaken).

Slide 18 - Tekstslide

4.Wat voor soort insuline zou mevrouw Verlaan gebruiken?

Slide 19 - Open vraag

De patiënt krijgt via de insulinepomp uitsluitend kortwerkende insuline. De pomp maakt gebruik van speciale ampullen die om de paar dagen gevuld moeten worden. De patiënt of mantelzorger kan in regel de ampullen zelf vullen vanuit 10 ml flacons insuline (zie afbeelding hieronder).

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk: Diabetes mellitus 2.5 en 2.6 

Slide 21 - Tekstslide