Engelse werkwoorden

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Geef eens voorbeelden van
Engelse werkwoorden

Slide 2 - Woordweb

Lesdoel
Na deze les ken je de regels rondom de vervoeging van Engelse werkwoorden in het Nederlands. 

Slide 3 - Tekstslide

Regels
Engelse werkwoorden vervoeg je net zoals Nederlandse werkwoorden. Bij lastige werkwoorden (zoals woorden als pushen) ga je uit van de klank.

Bij verleden tijd en voltooid deelwoord ga je uit van de regels van het taxikofschip (of 't fokschaap x c.q. 't sexy fokschaap). 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Spelling Engelse ww

Engelse werkwoorden vervoeg je in het Nederlands net als de zwakke werkwoorden: 

- tegenwoordige tijd:           ik-vorm, ik-vorm + t        haal -en van hele ww.

- verleden tijd:                         't sexy fokschaap:          ik-vorm + te(n) of de(n)

- voltooid deelwoord:           't sexy fokschaap:           +t / +d


Ik jog - hij jogt - wij joggen     ik jogde - wij jogden              wij hebben gejogd

ik race - hij racet - wij racen   ik racete - wij raceten           wij hebben geracet

Slide 6 - Tekstslide

Haal de -n eraf voor TT en voeg de gebruikelijke uitgang toe
Haal de -en eraf voor VT en VD en gebruik het x-kofschip.

Slide 7 - Tekstslide

De ik-vorm krijgt geen dubbele medeklinker! 
Haal de -en van het hele werkwoord en kijk dan naar laatste letter bij vt en vd.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 10 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
Inloggen -
A
Bob logt in en downloadt een document.
B
Bob logd in en download een document.
C
Bob logt in en download een document.
D
Bob logt in en downloat een document.

Slide 11 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
De leerling stresste tijdens de toetsweek
B
De leerling streste tijdens de toetsweek
C
De leerling stressde tijdens de toetsweek
D
De leerling stresde tijdens de toetsweek

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:

timer
0:15
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.

Slide 13 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje ... (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 14 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 15 - Quizvraag

Bij de vervoeging van Engelse werkwoorden let je op de uitspraak en voegt dan de kofschipregel toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Gisteren racede ik naar huis
B
Gisteren racte ik naar huis
C
Gisteren racete ik naar huis
D
Gisteren racde ik naar huis

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Ik ben door het ongeluk gebrainwasht.
B
Ik ben door het ongeluk gebrainwashet.
C
Ik ben door het ongeluk gebrainwashd.
D
Ik ben door het ongeluk gebrainwashed.

Slide 18 - Quizvraag

Engelse werkwoorden vervoegen
Kies de juiste schrijfwijze:
timer
0:15
A
Hij gamet de hele dag.
B
Hij gamed de hele dag.
C
Hij gamt de hele dag.
D
Hij gamd de hele dag.

Slide 19 - Quizvraag

Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
De computer crashed tijdens de les
B
De computer crasht tijdens de les
C
De computer crashet tijdens de les
D
De computer crash't tijdens de les

Slide 20 - Quizvraag


hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 21 - Quizvraag

Engelse werkwoorden schrijf je net als:
A
Sterke werkwoorden
B
Zwakke werkwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij (liken) .... elke foto die zij plaatst.

A
likt
B
liket
C
liked
D
likedt

Slide 23 - Quizvraag

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Na schooltijd (racen, vt) .... hij naar huis om op tijd te zijn voor de visite.
A
racte
B
racde
C
racete
D
racede

Slide 24 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 25 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: barbecueën
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 26 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 27 - Quizvraag


hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm vt: pushen
A
pushete
B
pushde
C
pushte
D
pushede

Slide 28 - Quizvraag


hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm tt: deleten
A
deletet
B
delet
C
delete

Slide 29 - Quizvraag