A1 TaalCompleet 2.5 en 2.6

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1-4

Goedemiddag! Welkom!

Hoe gaat het vanmiddag met jou?

😒🙁😐🙂😃

Programma

• 2.5 Hoeveel? Wanneer?
• Boek + online

Pauze: 

• 2.6 Twintig, dertig, veertig
• Boek + online = klaar!

 

Lesdoel van deze les:

1. Ken je de dagen van de week (herhaling)
2. Weet je hoe je de vraagwoorden 'Hoeveel? Wanneer?' moet gebruiken
3. Kan je 100 tellen 'Twintig, dertig, veertig'

2.4 Dagen van de week - herhaling

Tekst van het lied:

En de week begint op maandag, dinsdag, woensdag en dan donderdag, dan is het vrijdag, zaterdag, zondag en de week is voorbij! 

leren.kleurrijker.nl

2.5 Hoeveel? Wanneer? - lezen

2.5 Hoeveel? Wanneer?

Maak de oefening 1 - 8 in je boek en online

Ben je klaar?

Werk verder in Diglin 

WIE?                              (personen)

Wie is jouw docent?

WAT?                                  (dingen)

Wat ga je doen?

WAAR?                          (plaatsen)

Waar is Simone?

Simone is op school.

WANNEER?               (datum/ tijd)

Wanneer ga jij boodschappen doen?

HOEVEEL?                       (aantal)

Hoeveel cursisten zitten er in de klas?

Hoeveel honden zie je? 

Wie is dit?

1. Tom.
2. De pen.

Wat ga je eten?

1. Tineke.
2. De soep

Wie is blij vandaag?

1. Ik!
2. De tafel.

Wat ga je doen?

1. Voetballen.
2. 9 uur.

Wie zit op de stoel?

1. De kast.
2. Anja.

_______ is moe?

1. Wie?
2. Wat?

_____ doe je?

1. Wie?
2. Wat?

______ is boos?

1. Wie?
2. Wat?

_____ eet jij vanavond?

1. Wie?
2. Wat?

Wanneer ga je naar huis?

1. Nederland.
2. Na de les.

Waar is het station?

1. Om 6 uur.
2. In de stad.

Wanneer is de toets klaar?

1. Het station.
2. Om 3 uur.

Waar ga je naartoe?

1. Naar huis.
2. Om 10 uur.

Wanneer is het weekend?

1. Zaterdag en zondag
2. Op school.

_________ ga je naar school? Van maandag t/m vrijdag.

1. Waar
2. Wanneer

_________ is het station?

1. Waar
2. Wanneer

___________ is de school?

1. Waar
2. Wanneer

___________ is het vakantie? Over één week!

1. Waar
2. Wanneer

___________ is juf Julia? Ze is op school.

1. Waar
2. Wanneer

___________ hebben we de toets? Vrijdag!

1. Waar
2. Wanneer

Hoeveel kinderen heb jij?

1. lopen
2. drie

Hoeveel dagen zijn er in een week?

1. Drie
2. Vijf
3. Zeven
4. Tien

Hoeveel maanden heeft een jaar?

1. 365
2. 12

Hoeveel boeken heb jij?

1. één
2. de stoel

Ik snap alle vraagwoorden

😒🙁😐🙂😃

pauze 14.15 tot 14.30

2.5 Hoeveel? Wanneer? - spreken

• Maak duo's.
• Jullie krijgen kaartjes.
• Maak hier goede zinnen mee.
• Eén leest de vraag en de andere geeft antwoord.
• Ben je klaar? 
• Wissel van rol.

2.5 Hoeveel? Wanneer? - spreken

leren.kleurrijker.nl

2.6 Twintig, dertig, veertig - lezen

2.6 Twintig, dertig, veertig - boek/ elo

Maak de oefeningen 31 - 33 in je boek en online

2.6 Twintig, dertig, veertig - bingo

• Je krijgt een bingo kaart.
• Ik lees een getal voor.
• Zoek het goede getal op je kaart.
• Maak een X door het getal als je het hoort.
• Heb je vijf X op een rij?
• Dan heb je gewonnen!

Lesdoel van deze les:

1. Ken je de dagen van de week (herhaling)
2. Weet je hoe je de vraagwoorden 'Hoeveel? Wanneer?' moet gebruiken
3. Kan je 100 tellen 'Twintig, dertig, veertig'

Hoe was de les vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk

Maak de opdrachten 2.3 en 2.6 in je boek en online.

Vergeet je handtekening niet!