BS 1 Genotype en fenotype

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

BS 1 Genotype en fenotype

Leerdoelen

1. Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten

2. Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn. 

3. Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben. 

Erfelijke informatie 

Je lichaam is opgebouwd uit  lichaamscellen. Elke celkern bevat 46 chromosomen. 

Chromosomen zijn lange dunne draden. Ze bestaan uit de stof DNA, waar de informatie opgeslagen is voor je erfelijke eigenschappen.

Celdeling

Na de bevruchting gaat een cel zich heel veel keer delen. 

Uit één bevruchte eicel ontstaat uiteindelijk een compleet kind. 

Celdeling

Bij elke celdeling bevat uiteindelijk elke cel weer het complete aantal chromosomen. 

Genotype

Alle erfelijke informatie die opgeslagen is in je chromosomen noem je samen het genotype. 

Het genotype ontstaat op het moment van bevruchting.

Actief of niet actief

De cel gebruikt alleen wat hij nodig heeft. 

Dus gen voor oogkleur actief in ogen, maar niet in de cellen van je haren. 

Kan ook harder of zachter actief zijn. Hoe vaker iets gebruikt of getraind wordt, hoe harder het staat (spiereiwitten bijv.) 

Fenotype

Fenotype is wat je ziet of wat tot uiting komt. 

Fenotype kan veranderen, genotype niet. 

Fenotype is van genotype, leefstijl en omgeving afhankelijk. 

BS 1 maken..

Eventueel extra uitleg. 

Extra uitleg..

Mens-> cellen-> celkern-> 

chromosomen-> DNA

-> genen

Extra uitleg..

Chromosomen

Genen

Genotype kan veranderen gedurende je leven

1. Waar
2. Niet waar

Hoeveel chromosomen heeft elke lichaamscel?

1. 23
2. 44
3. 46
4. 33

Hoeveel chromosomen hebben een zaadcel en eicel?

1. 46
2. 44
3. 23
4. 26

Wat is DNA?

1. Een ander woord voor een gen
2. Een stof die informatie opslaat van je erfelijke eigenschappen
3. Een stof die zorgt voor het maken van spieren
4. Een stof die zorgt dat je bruiner wordt in de zon

Waarom zijn niet overal in je lichaam alle genen actief?

Het fenotype kan veranderen gedurende je leven

1. Waar
2. Niet waar

Fenotype is alleen wat je kan zien aan de buitenkant van iemand

1. Waar
2. Niet waar

Leerdoelen

1. Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten

2. Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.

3. Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.