Overal 1-2 HV hfst 6.3 serie en parallelschakeling
Tekst
Overal 1-2 MH hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Tekst
Overal 1-2 MH hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling
Slide 1 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring. Als één onderdeel kapot is, werken de andere onderdelen ook niet meer.
Slide 2 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De spanning van de bron is gelijk aan de som van
de spanningen over de lampjes.
Ubron = U1 + U2+U3(+U4+….) 4,5V=1,5V+1,5V+1.5V
4,5 V
1,5 V
1,5 V
1,5 V
Slide 3 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De stroomsterkte door ieder lampje is gelijk aan
de stroomsterkte door de bron.
Ibron= I1 = I2=I3(=I4=…..)
0,1A= 0,1A=0,1A=0,1A
Slide 4 - Tekstslide
Bij een serieschakeling blijft ... ... gelijk
A
de spanning
B
de stroomsterkte
C
de weerstand
D
het vermogen
Slide 5 - Quizvraag
Hiernaast zie je een serieschakeling van 2 gelijke lampjes. Door de stroomkring gaat een stroom van 2 Ampère. Hoe groot is de stroomsterkte door lampje 2?
A
1 Ampère
B
2 Ampère
C
4 Ampère
D
2 Volt
Slide 6 - Quizvraag
Hiernaast zie je een serieschakeling van 2 gelijke lampjes. De batterij levert een spanning van 9 Volt. Hoe groot is de spanning over lampje 1?
A
9 Volt
B
4,5 Volt
C
18 Volt
D
9 Ampère
Slide 7 - Quizvraag
In een serieschakeling zijn drie identieke lampen geschakeld. De bronspanning is 12V. Hoeveel spanning staat er over elke lamp?
A
12 V
B
6 V
C
3V
D
4 V
Slide 8 - Quizvraag
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
Elk onderdeel zit in een aparte
stroomkring. Als één onderdeel kapot is, blijven de andere onderdelen werken
Slide 9 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De spanning over iedere weerstand is gelijk aan
de bronspanning.
Ubron= U1 = U2=U3(=U4=…..)
4,5V=4,5V=4,5V=4,5V
Slide 10 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De stroom door de spanningsbron is de som van
de stromen door de lampjes.
Ibron = I1 + I2(+I3+I4+….)
0,3A= 0,1A+0,1A+0,1A
Slide 11 - Tekstslide
Wat is er constant bij een parallelschakeling?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
Slide 12 - Quizvraag
Hiernaast zie je een parallelschakeling van 3 gelijke lampjes. De batterij levert een spanning van 9 Volt. Hoe groot is de spanning over het bovenste lampje ?
A
9 Ampère
B
3 Volt
C
27 Volt
D
9 Volt
Slide 13 - Quizvraag
Een batterij in een parallelschakeling waar twee lampjes parallel geschakeld zijn heeft een spanning van 6 volt en een stroomsterkte van 4 A. Wat is de spanning en de stroomsterkte bij ieder lampje?
Teken de situatie!
A
U = 6V, I = 2 A
B
U = 6V, I = 4A
C
U = 3V, I = 2A
D
U = 3V, I = 4A
Slide 14 - Quizvraag
Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A
Slide 15 - Quizvraag
Hiernaast zie je een parallelschakeling van 3 gelijke lampjes. De stroomsterkte door de batterij is 12 Ampère. Hoe groot is de stroomsterkte door het onderste lampje ?
A
12 Ampère
B
4 Ampere
C
36 Ampère
D
12 Volt
Slide 16 - Quizvraag
6.3 serie- en parallelschakeling
Ampèremeter aansluiten
Een ampèremeter sluit je in serie aan in de stroomkring.
Slide 17 - Tekstslide
6.3 serie- en parallelschakeling
Voltmeter aansluiten
Een Voltmeter sluit je parallel aan op het onderdeel dat je gaat meten.