Training vaardigheden geschiedenis NA Romeinen

Antwoorden formuleren

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Antwoorden formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van vandaag
- Herhaling: het begrijpen van de vraag. 
- Het herkennen van onvolledige en volledige antwoorden: wat maakt een antwoord nou volledig? 
- Het kennen van handige manieren (tactieken) om vragen te beantwoorden. 
- Het oefenen met toetsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Waarom denk jij dat je (soms) niet alle punten krijgt bij een toetsvraag?

Slide 3 - Open vraag

Wat hoop jij in deze flexlessen te leren?

Slide 4 - Open vraag

Voorbeelden

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Vraag: 
In het Engelse plaatsje ‘Bath’ is een typisch Romeins badhuis te bezoeken.
A Benoem twee functies van een Romeins badhuis. (1p)
B Verklaar waardoor er zo’n badhuis in Engeland te vinden is. (2p)

Slide 7 - Tekstslide

Na de val van het Romeinse Rijk gaan de mensen in West-Europa weer op boerderijen wonen en verdwijnen de grote steden. Leg uit dat dit komt door een politieke verandering.

Slide 8 - Open vraag

Leg uit hoe het hofstelsel werkt en welke functie dit had in de middeleeuwen.

Slide 9 - Open vraag

Dit vind ik nog steeds erg lastig:

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Tekstslide

Hoe formuleer ik een volledig antwoord?
1. Analyseer de vraag, highlight de opdrachten: wat moet ik gaan doen bij deze vraag? Moet ik voorbeelden geven, zo ja, hoeveel? Moet ik een verband uitleggen? Zo ja, tussen wat?  Een verschil? Wat zijn de stappen?
2. Leg de begrippen die in de vraag worden gebruikt uit. Je kunt een vraag waarin 'romanisering' wordt genoemd niet beantwoorden zonder uit te leggen wat romanisering is!
3.Herhaal de vraag. Voorbeeld: Leg uit waarom de landheer boos was op de boer. = 'De landheer was boos op de boer OMDAT...'
4. Gebruik een signaalwoord dat aangeeft dat je iets gaat uitleggen. Gebruik 'omdat' (zoals hierboven bij 1), 'doordat', 'vanwege' etc... Zo dwing je jezelf om de vraag te gaan verklaren.
4. Beantwoord de vraag met wat je hebt geleerd. Voer de opdracht van de vraag uit. Wees volledig (zie volgende dia over hoe je volledig antwoord geeft!)

Slide 12 - Tekstslide

Volgende week: toetsantwoorden. 

SO'tje over 5.1 en 5.2 komt eraan.

Slide 13 - Tekstslide