Training vaardigheden geschiedenis 2

Antwoorden formuleren
(deel 1)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Antwoorden formuleren
(deel 1)

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van vandaag
- Herhaling: het begrijpen van de vraag. 
- Het herkennen van onvolledige en volledige antwoorden: wat maakt een antwoord nou volledig? 
- Het kennen van handige manieren (tactieken) om vragen te beantwoorden. 
- Het oefenen met toetsvragen

Slide 2 - Tekstslide

Waarom denk jij dat je (soms) niet alle punten krijgt bij een toetsvraag?

Slide 3 - Open vraag

Welke vragen hebben jullie bedacht?
Overleg in 5 minuten in tweetallen wie van jullie de 'beste' vraag heeft gemaakt.  

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Vraag: 
In het Engelse plaatsje ‘Bath’ is een typisch Romeins badhuis te bezoeken.
A Benoem twee functies van een Romeins badhuis. (1p)
B Verklaar waardoor er zo’n badhuis in Engeland te vinden is. (2p)

Slide 7 - Tekstslide

Tips/technieken
1. Highlight de opdracht in de vraag  zoals 'leg uit', 'verklaar', 'benoem', 'beargumenteer'. Soms staan er twee opdrachten in één vraag. Kijk ook naar de puntenverdeling. 
2. Eventueel: schrijf op een kladblaadje op wat je over het onderwerp van de vraag hebt geleerd. 
3. Controleer jouw antwoord als je klaar bent op deze manier:         
  A) Lees de vraag nog eens. 
B) Lees jouw antwoord nog eens. 
C) Is dit een duidelijk en compleet antwoord op de vraag?

Slide 8 - Tekstslide

Oefenvraag:
Leg uit waarom de tactiek van de generaals geen succes had tijdens WO I. (2 punt)

Slide 9 - Open vraag

Hoe formuleer ik een volledig antwoord?
1. Analyseer de vraag, highlight de opdrachten: wat moet ik gaan doen bij deze vraag? Moet ik voorbeelden geven, zo ja, hoeveel? Moet ik een verband uitleggen? Zo ja, tussen wat?  Een verschil? Wat zijn de stappen?
2. Leg de begrippen die in de vraag worden gebruikt uit. Je kunt een vraag waarin 'wapenwedloop' wordt genoemd niet beantwoorden zonder uit te leggen wat wapenwedloop is!
3.Herhaal de vraag. Voorbeeld: Leg uit waarom de bondgenootschappen leidde tot wereldoorlog . = 'De bondgenootschappen leidde tot een wereldoorlog OMDAT...'
4. Gebruik een signaalwoord dat aangeeft dat je iets gaat uitleggen. Gebruik 'omdat' (zoals hierboven bij 1), 'doordat', 'vanwege' etc... Zo dwing je jezelf om de vraag te gaan verklaren.
4. Beantwoord de vraag met wat je hebt geleerd. Voer de opdracht van de vraag uit. Wees volledig (zie volgende dia over hoe je volledig antwoord geeft!)

Slide 10 - Tekstslide

In Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse rijk woonden verschillende volken bij elkaar. Leg uit dat het nationalisme in de die landen voor problemen zorgde. 2p

Slide 11 - Open vraag

Huiswerk voor de volgende keer
Bedenk tenminste 2 vragen voor de volgende les:
Wat vind jij moeilijk? Wat wil je graag nog uitgelegd hebben?

Slide 12 - Tekstslide