1B 13 april taalverzorging

Verwijswoorden

Woord van de week
Toets afspreken
Verwijswoorden herhaling
Verwijswoorden herhaling 
Nederlands
13 april
Bladzijde 231 en 232 4 opdrachten kiezen
Afmaken opdrachten 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden

Woord van de week
Toets afspreken
Verwijswoorden herhaling
Verwijswoorden herhaling 
Nederlands
13 april
Bladzijde 231 en 232 4 opdrachten kiezen
Afmaken opdrachten 

Slide 1 - Tekstslide

Woord van de week

Felan

1. betekenis
2. zin maken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk nakijken

Bladzijde 142-143 zelf 4 opdrachten kiezen

Wie heeft het gemaakt?

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1
1 het → een bonnetje
2 die → blauwe nagellak
3 haar → mevrouw Janssen van Engels
4 ze → nieuwe kleren
5 ze → Marieke, dat → een tijdschrift
6 Zij → Mijn opa en oma, hun → Mijn opa en oma

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2
1 het zwembad
2 de laatste Bond-film
3 Het grapje
4 Kiki
5 het hotel
6 De oven

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3
1 deze, hij
2 Die, ze
3 hij, zijn
4 ze
5 ze, deze
6 zijn

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 4
1 haar → de oude vrouw
2 Ze → posters
3 dit → het bestek
4 het → ons kampioensfotoboek
5 ze → Karim en Pim, hun → Karim en Pim
6 Hij → Henk, hun → Antje en Wouter

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 5*
Te koop: zakjes Kanye West-lucht
Op veilingsite eBay worden zakjes lucht aangeboden en deze (of: ze) worden nog verkocht ook. De lucht is namelijk opgevangen tijdens concerten van Kanye West. Zijn fans hebben soms wel duizend Amerikaanse dollars voor hun zakje lucht betaald.
Eén van de aanbieders belooft: 'Ik heb bij het concert de zakjes opengehouden en ze daarna goed dichtgemaakt. Echt waar!’
Is dit verhaal echt, denk jij? Of is dit (of: het) een geval van gebakken lucht?

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden

Wat zijn dat ook alweer?

Wie kan voorbeelden noemen?

Slide 9 - Tekstslide

Video Nieuw Nederlands

Slide 10 - Tekstslide

Zo gebruik je verwijswoorden

Naar zelfstandige naamwoorden (zn) kun je verwijzen met:

- zn in het enkelvoud, mannelijk (m): hij, hem, zijn, deze, die
- zn in het enkelvoud, vrouwelijk (v): zij/ze, haar, deze, die
- zn in het enkelvoud, onzijdig (o): het, zijn, dit, dat

- zn in het meervoud: zij/ze, hun, deze, die

Slide 11 - Tekstslide

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
De Brug
Bladzijde 231 en 232 

Zelf 4 opdrachten kiezen die je wilt maken. 
timer
7:00

Slide 13 - Tekstslide

Evaluatie


Hebben we alle doelen behaald?

Slide 14 - Tekstslide

Morgen in de les
Boekendoos inleveren voor de herkansing

Start herhaling van hoofdstuk 5

Nakijken hoofdstuk 5


Slide 15 - Tekstslide