H2d 30.3. Der- Gruppe

Guten Morgen!
Wir brauchen heute:
chromebook (LessonUp.app) 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Guten Morgen!
Wir brauchen heute:
chromebook (LessonUp.app) 

Slide 1 - Tekstslide

Programm 29.3.2021
Wiederholen
Grammatik 2 - naamvallen ontleden

Ihr könnt ontleden en de eerste en 4 de naamval korrekt gebruiken.


Slide 2 - Tekstslide

Modalverben

Slide 3 - Tekstslide

Verbinde die Modalverben mit der Bedeutung.
sollen
müssen
kunnen
mogen, toestemming hebben
leuk vinden, lusten, aardig vinden
moeten  (noodzaak)
moeten (wil van een ander)
willen (wens)
möchten
mögen
dürfen
können

Slide 4 - Sleepvraag

MODALE HULPWERKWOORDEN
dürfen
können
mögen
      möchten
müssen
sollen
wollen

wissen



mogen, toestemming hebben
kunnen, in staat zijn tot
houden van, lusten
         graag (zouden) willen
moeten (noodzaak)
moeten (opdracht, bevel)
willen

weten


Slide 5 - Tekstslide

Ich ........... um 22 Uhr zu Hause sein.
Nein, Ich .................. noch nicht in die Disko gehen.
Ich ................ sehr gut schwimmen
Ich ............. Eis
darf
muss
kann
mag

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

(wollen)
Du _____ keine Hausaufgaben machen.

A
woll
B
will
C
willst
D
wollst

Slide 8 - Quizvraag

(können)
Du _____ keine Hausaufgaben machen.

A
konnst
B
kunnst
C
kannst
D
könnst

Slide 9 - Quizvraag

(wissen)
Er ___ nicht, ob er heute noch kommt.
A
wiss
B
wisst
C
weißt
D
weiß

Slide 10 - Quizvraag

die Fälle  (naamvallen)

Slide 11 - Tekstslide

Satzglieder bestimmen  (ontleden)

Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.

Slide 12 - Tekstslide

Het gezegde   (das Prädikat)
Der Lehrer    gibt    dem Schüler die Note.

-> alle werkwoordvormen in de zin

hier: gibt

Slide 13 - Tekstslide

Het onderwerp   (das Subjekt)
Der Lehrer     gibt dem Schüler die Note.

-> Wie/Wat + gezegde   ->  Wer/Was gibt?

hier: Der Lehrer

Slide 14 - Tekstslide

Het leidend voorwerp   (das direkte Objekt)
Der Lehrer gibt dem Schüler      die Note.

-> Wie/Wat + gezegde + onderwerp
 ->  Wer/Was wird gegeben(Passiv)
hier: die Note

Slide 15 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp   (das indirekte Objekt)
Der Lehrer gibt      dem Schüler     die Note.

-> Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp
 ->  Wem wird gegeben(Passiv)
hier: dem Schüler

Slide 16 - Tekstslide

Die Mutter schickt dem Leher eine Mail.
schickt
dem Leher
die Mutter
eine Mail
het gezegde
het onderwerp
het leidend voorwerp
het meewerkend onderwerp

Slide 17 - Sleepvraag

Naamvallen (Fälle) -> zinsonderdeel
Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.

onderwerp                                    ->  1. naamval    (Nominativ)
meewerkend onderwerp       -> 3. naamval    (Dativ)
leidend voorwerp                      ->  4. naamval   (Akkusativ)

bezitrelatie                                   -> 2. naamval    (Genitiv)

Slide 18 - Tekstslide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
4.
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
Formen der Der-Gruppe

Slide 19 - Tekstslide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
dieser Mann
jene Frau
manches Kind
alle Kinder
4.
diesen Mann
jene Frau
manches Kind
alle Kinder
Formen der Der-Gruppe

Slide 20 - Tekstslide

Hausaufgaben für Di, 30 maart
Lernen: Grammatik 1

Machen: 14.2

Slide 21 - Tekstslide

Hausaufgaben für Dienstag 6.4.
Lernen:    Formen der Der-Gruppe
Machen:  4.3
-> zie planning!

Slide 22 - Tekstslide

Hören
Arbeitsbuch Seite 83,    4.2
                           Seite 86,    5.1
                                                 

-> zie planning online

timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Toll!

Ihr könnt Satzteile erkennen. Ihr wisst, wann man den 1. + 4. Fall gebraucht.

Slide 24 - Tekstslide