Taaltalent 3, Hoofdstuk 9, De relatieve bijzin

Grammatica
De relatieve bijzin

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
De relatieve bijzin

Slide 1 - Tekstslide

De relatieve bijzin
Je geeft extra informatie over        een persoon
                                                                       een object
                                                                       een locatie

We gebruiken: die, dat, waar  
               

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld 1
De jas, die aan de kapstok hangt, is van mijn zus.

  • Hoofdzin = De jas is van mijn zus.
  • Zelfstandig naamwoord = De jas.
  • De relatieve bijzin = die aan de kapstok hangt.

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld 2
De telefoon, die ik in mijn hand heb, is niet van mij.

Hoofdzin = De telefoon is niet van mij.
Zelfstandig naamwoord = De telefoon.
De relatieve bijzin = die ik in mijn hand heb.

Slide 4 - Tekstslide

De regel
1.Peter is de collega die bij de politie werkt.

2.Bijles geven, is het werk dat ik leuk vind.

3.Diane is een meisje dat met oudere mensen werkt.

4.De klusjes die ik leuk vind, zijn: afwassen en de hond uitlaten.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdzin - Ik zoek een boek
Bijzin - dat me helpt te ontspannen.
Het boek = dat
Ik zoek een boek dat me helpt te ontspannen.
De bijzin geeft extra informatie -> relatieve bijzin

Slide 6 - Tekstslide

Instructie
Bij deze woorden gebruik je het relatief pronomen:







de-woorden
het-woorden
locatie


die
dat
waar


Slide 7 - Tekstslide

De buurman, die/dat hier vroeger woonde, is overleden.
A
die
B
dat

Slide 8 - Quizvraag

De toets die/dat ik maakte, was heel moeilijk.
A
die
B
dat

Slide 9 - Quizvraag

De bruiloft die/dat zaterdag plaatsvond, was van mijn neef.
A
dat
B
die

Slide 10 - Quizvraag

De reiziger die/dat op het vliegveld strandde, is eindelijk thuisgekomen.
A
die
B
dat

Slide 11 - Quizvraag

Het woord die/dat ik niet begrijp, heb ik opgezocht.
A
die
B
dat

Slide 12 - Quizvraag

Het gebouw ... is ingestort, werd onvoldoende onderhouden.
A
die
B
dat

Slide 13 - Quizvraag

De oude boeken ... ik vond, heb ik gisteren naar de kringloop gebracht.
A
die
B
dat

Slide 14 - Quizvraag