Brugklas, chapitre 2 de ontkenning

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat zie je
niet (of geen) bestaat in et Frans uit twee woordjes: ne..pas
De twee blijven niet bij elkaar want..
Er komt een persoonvorm tussen.
Een persoonsvorm (pv)?
Dat is het werkwoord dat zich aanpast aan de persoon waar het bij hoort.
1e iL (persoon) travaille (pv)
2e Ces trois sont
3e Marc est
De ontkenning plaats je om de pv..nu jij

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de pv?...
Il regarde la télé......
A
il
B
regarde
C
la
D
télé

Slide 3 - Quizvraag

Hoe ziet de juiste ontkenning er nu uit
A
il regarde ne pas la télé
B
il ne pas regarde la télé
C
il ne regarde la télé pas
D
il ne regarde pas la télé

Slide 4 - Quizvraag

Ging dat goed?  Ga verder met de volgende oefening.
zo niet Kijk naar het uitlegfilmpje en let goed op...
Wat gebeurt er bij: C'est, bij il y a en bij de voltooide verleden tijd-> de passé composé?

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ziet de juiste ontkenning er nu uit
A
C'est ne pas une télévision
B
Ce n'est pas une télévision.
C
Ce ne pas est une télévision.
D
Ce ne télévision pas.

Slide 6 - Quizvraag

Ging dat goed?  Ga verder met de volgende oefening.
Anders filmpje.
Wat gebeurt er bij: C'est, bij il y a en bij de voltooide verleden tijd-> de passé composé?

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ziet de juiste ontkenning er nu uit
A
Il y ne pas une télévision
B
Il y n'a pas de télévision.
C
Il n'y a pas de télévision.
D
Il ne pas y a une télévision.

Slide 8 - Quizvraag

Ging dat goed?  Ga verder met de volgende oefening.
Anders filmpje.
Wat gebeurt er bij: C'est, bij il y a en bij de voltooide verleden tijd-> de passé composé?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe ziet de juiste ontkenning er nu uit
A
Il n'a pas regardé la télé
B
Il ne pas a regardé la télé.
C
Il a regardé ne pas la télé.
D
Il a ne regardé pas la télé.

Slide 10 - Quizvraag

Ging dat goed?  Ga verder met de volgende oefening.
anders filmpje
Wat gebeurt er bij: C'est, bij il y a en bij de voltooide verleden tijd-> de passé composé?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Je kunt nu eerst oefenen met dit filmpje

Slide 13 - Tekstslide

Je krijgt nu een aantal zinnen die je op papier zelf in de ontkenning zet.
  1. Sophie mange une pomme.
  2. David en Elise sont à l'école.
  3. Il y a 25 élèves dans la classe.
  4. C'est très difficile l'interro.
  5. Sophie a bien étudié.

Slide 14 - Tekstslide

Heb je het goed gedaan?
Sophie ne mange pas de pomme.
David en Elise ne sont pas à l'école.
Il n'y a pas 25 élèves dans la classe.
Ce n'est pas très difficile l'interro.
Sophie n'a pas bien étudié.

Slide 15 - Tekstslide

Wat ging goed? - wat kon beter?

Slide 16 - Tekstslide

Kijk nu nog eens naar bron i Chapitre 2 blz
Wat gebeurt er bij een klinkerbotsing? zoals in  J'habite à Hoorn
Waneer krijg je -de-?   Zoals bij Il n'a pas de vélo
en wanneer juist niet?  Zoals in Ce n'est pas un garçon.

Slide 17 - Tekstslide

Maak nu opdrachten
31 tot en met 33 op de site van Grandes Lignes, dan worden ze gelijk nagekeken.

Slide 18 - Tekstslide

Of 
schrijf ze in je schrift en stel ze in de klas.

Slide 19 - Tekstslide