In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Biologie
Hoofdstuk 1
Gedrag
Paragraaf 1.1
Paragraaf 1.4
Slide 1 - Tekstslide
Als een kat tijdens een gevecht opeens zijn poten gaat likken noemen wij dit gedrag:
A
omgericht gedrag
B
ambivalent gedrag
C
territoriumgedrag
D
overspronggedrag
Slide 2 - Quizvraag
Je bent met de hond aan het spelen, gooit de bal weg maar de hond mist hem en de bal valt in de vijver. De hond begint te piepen en rent heen en weer langs de rand van de vijver, komt dan weer terug bij jou en gaat dan weer terug naar de vijver. Van wat voor een gedrag is hier sprake?
A
omgericht gedrag
B
ambivalent gedrag
C
territoriumgedrag
D
overspronggedrag
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen operant conditioneren en klassiek conditioneren?
A
operant werkt met beloning en straf, en klassiek werkt met reflexen
B
operant is bewust en klassiek is onbewust
C
operant komt in de natuur niet voor en klassiek wel
D
operant werkt snel en klassiek werkt langzaam
Slide 4 - Quizvraag
Malika is gebeten door een grote herdershond. Nu is ze zelfs bang voor puppy's. Dit is een voorbeeld van:
A
klassiek conditioneren
B
operant conditioneren
C
conflictgedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 5 - Quizvraag
In het dolfinarium leren dolfijnen door een hoepel te springen. Doen ze het goed, dan krijgen ze een vis. Dit is een voorbeeld van:
A
klassiek conditioneren
B
operant conditioneren
C
conflictgedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 6 - Quizvraag
Een cavia maakt geluid wanneer hij eten krijgt. Het eten staat in een kastje dat piepend open gaat. Na een tijdje maakt de cavia geluid wanneer het kastje piept. Dit is een voorbeeld van:
A
klassiek conditioneren
B
operant conditioneren
C
conflictgedrag
D
ambivalent gedrag
Slide 7 - Quizvraag
Leerdoelen 1.3
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoelen 1.4
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
Slide 14 - Video
Gedragssysteem
Slide 15 - Tekstslide
Gedragis opgebouwd uit een aantal opeenvolgende handelingen: gedragselementen (b.v. zwaaien, springen, ....
Gedragssysteem:handelingen met een gemeenschappelijk doel (b.v. voortplantingsgedrag)
Gedragsketen:wanneer het effect van een handeling leidt tot een volgende handeling
Gedragssysteem
Gedrag
Gedrags-
systeem
Gedrags-
elementen
Slide 16 - Tekstslide
Ethogram en protocol
Slide 17 - Tekstslide
Ethogram en protocol
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
biologiepagina.nl
Slide 20 - Link
Gedrag bestuderen
In de dierentuin:
relatief eenvoudig: dieren lopen niet weg
nadeel: omstandigheden niet natuurlijk
In het wild:
lastiger om dieren te volgen
voordeel: omstandigheden natuurlijk
Slide 21 - Tekstslide
Onderzoeksvraag
Onderzoeksvraag:
moet te beantwoorden zijn (geen onzin vraag)
open vraag (dus niet met ja of nee te beantwoorden)
het is een vraag (dus met vraagteken aan het eind)
Bijvoorbeeld:
In welke mate wordt het gedrag van de neushoorn beïnvloedt door de aanwezigheid van boomstronken in het verblijf?
Welk gebied bestrijkt het territorium van de zwarte neushoorn in Zimbabwe?
Slide 22 - Tekstslide
Door welke vorm van leren heeft deze jongen dit gedrag hoogstwaarschijnlijk geleerd?
A
Imitatie
B
Klassieke conditionering
C
Operant conditioneren
D
Inzicht
Slide 23 - Quizvraag
Een chimpansee bevindt zich in een ruimte met een tros bananen aan het plafond. In de ruimte bevonden zich enkele kisten. Zie afbeelding:
hoe noem je deze manier van leren?
A
Operante conditionering
B
Inzicht
C
Imititatie
D
Klassieke conditionering
Slide 24 - Quizvraag
Sleep de woorden naar de juiste omschrijving
Lijst met handelingen van een dier
Handelingen die je hebt gezien bij het observeren
Iemand die onderzoek doet naar gedrag
Etholoog
Protocol
Ethogram
Slide 25 - Sleepvraag
Zet de volgende begrippen in de juiste volgorde. Begin met de GROOTSTE eenheid.