Woordenschat H 2, 3 1E

Als je niet weet wat een woord betekent dan kan je zoeken naar een
A
omschrijving
B
woordenboek
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Als je niet weet wat een woord betekent dan kan je zoeken naar een
A
omschrijving
B
woordenboek

Slide 1 - Quizvraag

Waar kun je een omschrijving vinden?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
tussen haakjes
B
tussen komma's
C
in de volgende zin
D
In de vorige zin

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent:
emigreren
A
verhuizen in hetzelfde land
B
verhuizen naar een ander land

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent: profiteren
A
professor
B
voordeel hebben

Slide 4 - Quizvraag

Wat past in de zin?
Nederlands is een....... fietsland: het is vlak en er liggen veel fietspaden
A
ideaal
B
minuscuul

Slide 5 - Quizvraag

Als je de betekenis van een woord niet weet, kan je in de zin naar voorbeelden zoeken
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welke woorden geven aan dat er een voorbeeld volgt?
Meerdere antwoorden mogelijk!
A
als
B
zoals
C
Bijvoorbeeld
D
een voorbeeld van

Slide 7 - Quizvraag

Na een dubbele punt kan ook een voorbeeld volgen
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Waar zijn melk en kaas een voorbeeld van?
A
zuivelproducten
B
lekkernijen

Slide 9 - Quizvraag

Feline eet graag een zacht ei.
Is zacht ei hier letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

De leerkracht zegt er niets van, hij is een zacht ei.
Is zacht ei hier letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag