3e bijeenkomst: SAMENHANG VAN EEN TEKST

Lesdoel
  • Je kent de onderdelen van een tekst.
  • Je kent de functie van de onderdelen.
  • Je weet hoe je complexere zinnen kunt maken. 
  • Je kent de eisen aan een 3F-tekst.
  • Je hebt kennis van tekststructuren.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
  • Je kent de onderdelen van een tekst.
  • Je kent de functie van de onderdelen.
  • Je weet hoe je complexere zinnen kunt maken. 
  • Je kent de eisen aan een 3F-tekst.
  • Je hebt kennis van tekststructuren.

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat een tekst?

Slide 2 - Open vraag

Welke functie heeft de INLEIDING?
A
Een uitwerking van het onderwerp.
B
Een introductie van het onderwerp.
C
Een conclusie over het onderwerp.
D
Benoemen van de argumenten over het onderwerp.

Slide 3 - Quizvraag

Welke functie heeft de KERN/MIDDENSTUK
A
Je stelt hierin een vraag of beschrijft een anekdote.
B
Je probeert de aandacht van de lezer te trekken.
C
Je geeft een samenvatting van de feiten/argumenten.
D
Je geeft feiten/ argumenten bij het onderwerp.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de functie van een SLOT?
A
Je geeft een uitwerking van het onderwerp.
B
Je geeft een introductie van het onderwerp.
C
Je geeft een samenvatting van het onderwerp.
D
Je benoemt feiten/ argumenten over het onderwerp.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Eisen aan een tekst op 3F
  • Complexe zinnen maken door veelvuldig voeg- en signaalwoorden te gebruiken.
  • Bij een betoog/klachtenbrief (mening): een uitgebreide argumenten en voorbeelden  beschrijven.
  • Bij een artikel/zakelijke brief: meerde feiten benoemen en voorbeelden daarbij. Zorg voor een heldere en ondubbelzinnige inhoud.

Slide 7 - Tekstslide

3F: Complexere zinnen
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.
 
Je publiek begrijpt je beter als je de verbanden in je tekst duidelijk maakt met signaalwoorden.
Jan gaat binnenkort werken, want hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom, er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 8 - Tekstslide

Nog een voorbeeld
  1. Geur heeft invloed op ons koopgedrag. Geurmarketeers zetten steeds vaker lekkere luchtjes in om ons te verleiden.
  2. Geur heeft invloed op ons koopgedrag. Daarom zetten geurmarketeers steeds vaker lekkere luchtjes in om ons te verleiden.

In het eerste voorbeeld geef je twee losse mededelingen. In het tweede voorbeeld maak je met het signaalwoord ‘daarom’ het verband duidelijk: er is een reden waarom geurmarketeers die luchtjes inzetten.

Slide 9 - Tekstslide

Beantwoord de vragen in volledige, begrijpelijke zinnen. Maak het verband in en tussen je zinnen duidelijk met signaalwoorden.

Welke baan of welke functie wil je in de toekomst hebben? Geef een argument en voorbeeld.
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Waarom ben jij geschikt voor dit werk/ deze stage?

Noem een vaardigheid en/of karaktereigenschap. Leg de vaardigheid of eigenschap uit + geef een argument en een voorbeeld.
timer
2:00

Slide 11 - Open vraag

Samengevat
  • Je kent nu de namen van de tekstonderdelen.
  • Je kent nu de functies van de tekstonderdelen.
  • Je weet nu hoe je complexere zinnen kunt maken. 
  • Je kent nu de eisen aan een 3F-tekst.

Slide 12 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Beluister de screencasts in Nu Nederlands- Formuleren &  Stijl: 1. Samenhang in je tekst.
  •  Maak voor jezelf de oefentoets, zodat je weet wat je beheerst en waar je nog mee moet oefenen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide