Het verteringsstelsel

Vandaag
Thema 4: basisstof 1 t/m 4 herhalen
Basisstof 

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Vandaag
Thema 4: basisstof 1 t/m 4 herhalen
Basisstof 

Slide 1 - Tekstslide

Basisstof 1
Enzymen = ctrl+c & ctrl+v (knippen of plakken)
Enzymen zijn gemaakt van eiwitten
Enzymen werken op specifieke stoffen & omstandigheden
Temperatuur en PH-waarde.


Slide 2 - Tekstslide

Conserveren:
koel bewaren, pasteuriseren (72 graden), steriliseren (130-140 graden), drogen, vacuüm verpakken

Maar ook: op zout, suiker, zuur bewaren = natuurlijk conserveren
Én: Geur, kleur, smaakstoffen = additieven.

Slide 3 - Tekstslide

Voedingsmiddel & voedingsstof
Voedingsmiddel: iets wat je eet. (pizza, brood, sap)
Voedingsstof: onderdeel van het voedingsmiddel.

6 groepen voedingsstoffen: 
Eiwitten, Koolhydraten, Vetten, 
Water, Mineralen, Vitaminen

Slide 4 - Tekstslide

Stof
Functie + -stof
Opmerkingen
Eiwiten
Bouwstof, Brandstof
Kunnen niet opgeslagen worden
Koolhydraten
Brandstof, Bouwstof , Reservestof
VB: Suikers & zetmeel uit planten. 
Vetten
Brandstof, Bouwstof, 
Reservestof
Verzadigd (massie)
Overzadigd (vloeibaar)
Water
Bouwstof
60% van de mens is water
Mineralen
Bouwstof, beschermende stof
Je lichaam is zout. Denk aan tranen.
Vitaminen
Bouwstof, beschermende stof
Vitale Mineralen. Extra belangrijke mineralen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is GEEN voedingsstof?
A
Vetten
B
Mineralen
C
Water
D
Melk

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de voedingsstof?
A
Chocola
B
Koolhydraten
C
Pindakaas
D
Pasta

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN voedingsstof?
A
Water
B
Vetten
C
Mineralen
D
Koffie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de voedingsstof:
A
Pizza
B
Sinassappelsap
C
Water
D
Brood

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
Water
B
Vetten
C
Kolhydraten
D
Lasagne

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
Chocomel
B
Water
C
Vetten
D
Vitaminen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen voedingsmiddel?
A
Koffie
B
Mineralen
C
Chocomel
D
Frikadelbroodje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een indicator?
A
Een stof die een proces sneller laat gaan
B
Een stof die een andere stof aan toont
C
Jodide
D
Een ander woord voor zuurstof

Slide 13 - Quizvraag

Indicator
Stof die een andere stof aantoont.
Scheikundige reactie
Joodoplossing is een indicator voor zetmeel
Wel zetmeel: jodide wordt blauwzwart
Geen zetmeel: jodide blijft geel 

Slide 14 - Tekstslide

Begrippen basisstof 3
Grondstofwisseling: hoeveelheid energie die je verbruikt in rust
Kilo calorie(kcal)= eenheid om energie uit te drukken

meters: afstand
celcius: temperatuur
(kilo)calorie: energie in voedsel

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

PERISTALTIEK
Voortduwen, kneden en mengen van de voedselbrij


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

In welk orgaan wordt gal gemaakt?
A
maag
B
lever
C
galblaas
D
12-vingerige darm

Slide 22 - Quizvraag

In dit orgaan wordt water uit de voedselbrij gehaald.
A
12-vingerige darm
B
dunne darm
C
dikke darm
D
endeldarm

Slide 23 - Quizvraag

Waar zijn de galblaas en alvleesklier op aangesloten?
A
Maag
B
12-vingerige darm
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 24 - Quizvraag

In welk orgaan worden de voedingsstoffen opgenomen?
A
maag
B
dunne darm
C
dikke darm
D
blinde darm

Slide 25 - Quizvraag

Welk orgaan zie je hier?
A
dunne darm
B
dikke darm
C
blinde darm
D
endeldarm

Slide 26 - Quizvraag

Welk orgaan zie je hier?
A
Maag
B
Lever
C
Darm
D
Penis

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de naam van dit orgaan?
A
Maag
B
Dunne darm
C
Tong
D
Alvleesklier

Slide 28 - Quizvraag

Waar wordt gal opgeslagen?
A
Lever
B
Alvleesklier
C
Galblaas
D
12-vingerige darm

Slide 29 - Quizvraag

Waar wordt poep/ontlasting opgeslagen?
A
dikke darm
B
blinde darm
C
anus
D
endeldarm

Slide 30 - Quizvraag

Wat komt na de 12-vingerige darm?
A
maag
B
dunne darm
C
dikke darm
D
endeldarm

Slide 31 - Quizvraag

Wat helpt gal te verteren?
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten
D
mineralen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

MOND
Kauwt voor oppervlakte vergroting.
Speeksel maakt er een lekkere brij van.
Speeksel enzym verteerd zetmeel voor een deel. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

De MAAG
Lengte en kringspieren kneden de voedselbrij.
Maagportier laat porties door.

Maagsap: 
Bestaat uit: water, maagzuur, enzym.
Maagzuur: dood bacteriën.
Enzym in maagsap: kan eiwitten deels verteren.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Lever:
Doet veel voor je lichaam. 
Lever maakt GAL
Gal wordt opgeslagen in de galblaas.
Gal emulgeert vetten.

Slide 40 - Tekstslide

Gal emulgeert vetten

Slide 41 - Tekstslide

De Alvleesklier
Doet ook veel voor je lichaam (bv. bij diabetes)
Maakt ook ALVLEESSAP
Alvleessap heeft enzymen voor:
Eiwitten, koolhydraten en vetten.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

De dunne darm (6 meter lang)
Darmsap heeft enzymen voor:
eiwitten en koolhydraten.
In de darmen wordt alles zo klein geknipt dat het kan worden opgenomen in het bloed 

Slide 44 - Tekstslide

Darmplooien & Darmvlokken
Oppervlaktevergroting. Nu niet van het voedsel. Maar van het opnamen oppervlak.
Stroomt veel bloed doorheen.
Al het bloed gaat eerst via de POORTADER naar de lever ter controle

Slide 45 - Tekstslide

ARBEID:
Maken: thema 4 basisstof 1 t/m 5 afhebben.
VOOR MAANDAG. 

Slide 46 - Tekstslide