Periode 2 Week 1 Les 1

Willkommen
- Jassen uit & telefoon in de telefoontas.

- Je hebt (nog) geen boek nodig.
- Pak een markeerstift/ potlood op tafel.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Willkommen
- Jassen uit & telefoon in de telefoontas.

- Je hebt (nog) geen boek nodig.
- Pak een markeerstift/ potlood op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Programm:
- Toets bespreken
- Evaluatie TW1
- Introductie Kapitel 3
- Opdracht met de woorden

Slide 2 - Tekstslide

Toets bespreken
- Pak een markeerstift/ potlood op tafel.
- Markeer waar iets fout is nagekeken.
- Vragen kun je aan het einde stellen, als ik langs loop.

Slide 3 - Tekstslide

A:
1 der Bruder – die Brüder
2 der Junge – die Jungen
3 die Cousine – die Cousinen
4 die Freundin – die Freundinnen
5 die Tante – die Tanten
A:
6 der Vater - die Väter
7 die Oma - die Omas
8 das Mädchen - die Mädchen
9 der Onkel - die Onkel
10 das Kind - die Kinder

Slide 4 - Tekstslide

B:
1 Freund
2 Schwester
3 Opa 
4 nicht
5 machen



B:
6 nett
7 klein
8 heißen
9 Geschwister
10 Familie

Slide 5 - Tekstslide

C:
1 fünfundzwanzig
2 dreiunddreißig
3 siebenundvierzig
4 neunundachtzig
5 zwölf

C:
6 einundfünfzig
7 neun
8 sechsundsechzig
9 siebzig
10 (ein)hundert

Slide 6 - Tekstslide

D:
1 grappig
2 verjaardag
3 zonder
4 nooit
5 misschien
6 belangrijk

D:
7 (het) merk
8 nieuw
9 juist
10 vaak
11 altijd
12 maar


Slide 7 - Tekstslide

E:
1 Großeltern
2 Onkel
3 Cousin
4 Schwestern/ Geschwister
5 Tante
6 Eltern
7 Cousine

Slide 8 - Tekstslide

F:
1 er hat
2 ich bin
3 es ist
4 bist du
5 sie haben

F:
6 sind sie
7 haben Sie
8 wir haben
9 du hast
10 Sie sind


Slide 9 - Tekstslide

G:
1 hast
2 sind
3 habt
4 habe
5 hat

G:
6 hat
7 seid
8 haben
9 sind
10 sind


Slide 10 - Tekstslide

H:
1 es
2 er
3 es
4 sie
5 es

H:
6 sie
7 er
8 sie
9 sie


Slide 11 - Tekstslide

I:
1. Wer ist das?
2. Das ist mein Cousin.
3. Er heißt Thijs.
4. Hast du Geschwister?
5. Ja, ich habe zwei Schwestern.

I:
6. Kannst du deine Familie beschreiben?
7. Das sind meine Großeltern.
8. Wer ist das?
9. Das ist meine Halbschwester.
10. Sie heißt Maja.

Slide 12 - Tekstslide

Berekenen:
Aantal fout / 9,5 - 10 = -cijfer

Slide 13 - Tekstslide

Einführung:
Buch Seite 64 + 65

Was bedeutet Schule?

Slide 14 - Tekstslide

Aufgabe Vokabeln
Stap 1:
Je krijgt 1 minuut de tijd om zo veel mogelijk woorden (in het Nederlands) op te schrijven die met school te maken hebben.

Je doet dit voor jezelf en in stilte.
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Aufgabe Vokabeln
Stap 2:
Je kijkt naar de lijst die jouw buurman of buurvrouw heeft en je schrijft de woorden op die hij/ zij wel heeft en jij niet.

Je krijgt hier 3 minuten de tijd voor.


timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Aufgabe Vokabeln
Stap 3: 
Je gaat samen met jouw buurman/ buurvrouw de opgeschreven woorden vertalen. Schrijf de vertaling achter de Nederlandse woorden.
Je mag je telefoon gebruiken.
Je krijgt hier 5 minuten de tijd voor.
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

Aufgabe Vokabeln
Stap 4:
- Wie heeft de meeste woorden?
- Ieder groepje noemt er 5.

Slide 18 - Tekstslide

Tijd over?
Video kijken. Kijk naar de video en beantwoord de vragen.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video