1BKUnit 3 Test Prep

Doelen
- Ik weet wat ik moet leren voor de toets.
- Ik weet hoe de grammatica wordt gevraagd op de toets.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Doelen
- Ik weet wat ik moet leren voor de toets.
- Ik weet hoe de grammatica wordt gevraagd op de toets.

Slide 1 - Tekstslide

Leren voor de toets
Alles wat je moet leren vind je in je werkboek A.

  • grammar: meervoud, present continuous, questions 'have got' (p. 152 - 153)
  • words: 3.1, 3.2 en 3.4 (p. 154 - 155)
  • phrases: speaking en writing (p. 156)

Slide 2 - Tekstslide

Meervoud
Bij de meeste woorden doe je werkwoord + ...
Je doet nooit werkwoord + ...



woorden die eindigen op een
"s klank"
+ es
kiss, kisses
watch, watches
Woorden die eindigen op f
+ves
wolf, wolves
leaf, leaves
Woorden die eindigen op
medeklinker + Y
+ies
lady, ladies
baby, babies
veel woorden die eindigen op 'o'
+es
potato , potatoes
hero, heroes
Woorden die eindigen op
klinker + Y
+s
toy, toys
boy, boys
rare meervouden
child, children
man, men
tooth, teeth

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het meervoud van dog?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van party?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van calf?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van woman?

Slide 7 - Open vraag

Ik weet hoe ik een meervoud maak in het Engels
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Poll

present continous
Wanneer? dingen die nu gebeuren, die vaak gebeuren of bij irritatie.
- They are playing football right now.
- She is always singing in the shower.

Hoe? to be (am /are / is) + werkwoord + ing

I am talking on the phone, please be quiet!
The teacher is always forgetting my name. 
He is eating his lunch at this moment.
My grandparents are waving at us.

Uitleg present continuous

Slide 9 - Tekstslide

What are they doing?

Slide 10 - Open vraag

What is Sarah doing?

Slide 11 - Open vraag

What are the polar bears
doing?

Slide 12 - Open vraag

vragen met have got
+ positieve zin
- negatieve zin.
? vraagzin
I have got a puppy.
I have not got a puppy.
Have I got a puppy?
He has got a puppy.
He has not got a puppy.
Has he got a puppy?
She has got a puppy.
She has not got a puppy.
Has she got a puppy?
It has got a puppy.
It has not got a puppy.
Has it got a puppy?
You have got a puppy.
You have not got a puppy.
Have you got a puppy?
We have got a puppy.
We have not got a puppy.
Have we got a puppy?
They have got a puppy.
They have not got a puppy.
Have they got a puppy?

Slide 13 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin met have got?
A
door "not" tussen have /has en got te zetten
B
door have/has vooraan in de zin te zetten.
C
door een vraagteken achter de zin te zetten

Slide 14 - Quizvraag

Maak van de zin een vraagzin.
I have got a puppy.
A
I have not got a puppy.
B
Has I got a puppy?
C
Have I got a puppy?
D
I have got a puppy?

Slide 15 - Quizvraag

Maak van de zin een vraagzin
My grandparents have got a red car.

Slide 16 - Open vraag

Ik weet hoe ik vraagzinnen met "have got" moet maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Ik voel mij goed voorbereid op de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Heel veel succes met je toets!
Wat mag je nu doen? 
- schrijf de zinnetjes nog een keertje over (p. 156).
- stel vragen of vraag om extra uitleg
- maak de catch-up online 
(somtoday website, leermiddelen, new interface, Unit 3, catch - up)

Slide 19 - Tekstslide