Herhalen 2.1 en 2.2

De Vorming van de Alpen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Vorming van de Alpen

Slide 1 - Tekstslide

Kunnen begrijpen en uitleggen hoe de Alpen en andere gebergten zijn ontstaan.

Slide 2 - Tekstslide

Dode resten van planten en dieren die zich op de zeebodem opstapelden bedekt met zand en stenen die via rivieren aangevoerd werden:

Slide 3 - Open vraag

Door _______ krachten zijn breuken in de aardkorst ontstaan waardoor de aardkorst verdeeld is in platen waar de continenten en oceanen op liggen

Slide 4 - Tekstslide

Op welke manieren kunnen aardplaten bewegen?p
A
Uit elkaar
B
Naar elkaar toe
C
Langs elkaar
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer twee platen naar elkaar toe bewegen zoals Afrika en Europa naar elkaar toe bewegen wordt het tussenliggende gesteente gerimpeld of geplooid.
  • Hoe noem je het soort gebergte dat als gevolg hiervan ontstaat?

Slide 6 - Tekstslide

De Alpen zijn 30 miljoen jaar geleden gevormd.
  • Zijn de Alpen een jong gebergte of een oud gebergte?




  • Hoe kan je jonge en oude gebergten herkennen?
Door ________ krachten worden de bergen over de loop van miljoenen jaren gevormd. 

Slide 7 - Tekstslide

De Exogene Krachten
  • Het verpulveren en uiteenvallen van gesteente tot kleinere delen noem je?
  • Als water in spleten van gesteente stroomt en vervolgens 's nachts bevriest wat leidt tot het afbrokkelen van stukjes steen noem je dit?
  • Gesteente dat verweerd wordt, wordt door ________ naar beneden afgevoerd. Gletsjers, rivieren, de zee en de wind nemen het mee naar andere plekken. De stenen schuren tijdens dit transport langs het landschap waardoor dat landschap afgebroken wordt. 
  • Hoe noem je dit proces?

Slide 8 - Tekstslide

Rivieren van IJs

Slide 9 - Tekstslide

Je kan uitleggen wat een gletsjer is en hoe die gletsjer het landschap vormt. 

Slide 10 - Tekstslide

Duizenden jaren geleden was het een stuk kouder in Europa. de temperatuur in de zomer was gemiddeld 10 graden lager in de zomer dan nu. 
  • Hoe noemen we zo een tijd?

Slide 11 - Tekstslide

In een ijstijd valt veel sneeuw. Door het steeds ontdooien en bevriezen veranderd de sneeuw in de loop der jaren in firn. Op lagergelegen plaatsen boven in de berg stapelt dit zich op en vormt een ___________.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Door ______________ en zwaartekracht vallen stenen naar beneden. Dit puin komt in en op het ijs terecht. Dit gletsjerpuin noem je _________. Het meeste puin ligt aan de randen van de gletsjer dit puin noem je _____________. Onder het ijs ligt ook puin dit noem je ___________. Ten slotte ligt aan het eind van de gletsjer ook puin dit noem je _______________. 

Slide 14 - Tekstslide

U2YoH40sXFXnPrpcFoKzsRE0RR_QPl42XAcOVPDalTNFcOiRESIFPSjrFw6uACoFj0J3K_uLkSMx0BpO8xirfFGej0HEl67Dgw2KcqH_tu4Q7puj4Kw0PLXRm2htbueTatU13HtfFQVIQfGvP669YAm9xoxg%3

Slide 15 - Tekstslide

De gletsjer schuift langzaam naar beneden maar met enorme kracht. Alles wat loszit duwt de ijsmassa voor zich uit. Dit proces noemen we?

Slide 16 - Tekstslide

Door rivieren gevormde V-dalen veranderen in ________. Deze dalen hebben steile bergwanden en een vlakke bodem. 

Slide 17 - Tekstslide

U2YoH40sXFXnPrpcFoKzsRE0RR_QPl42XAcOVPDalTNFcOiRESIFPSjrFw6uACoFj0J3K_uLkSMx0BpO8xirfFGej0HEl67Dgw2KcqH_tu4Q7puj4Kw0PLXRm2htbueTatU13HtfFQVIQfGvP669YAm9xoxg%3

Slide 18 - Tekstslide

Onder in het dal is het warmer en smelt de gletsjer. Onder in de gletsjer ontstaat een ________. Het smeltwater baant zich een weg naar buiten. Waar dit water naar buiten komt heet de ___________. Dit is het begin van de gletsjerrivier. 

Slide 19 - Tekstslide

U2YoH40sXFXnPrpcFoKzsRE0RR_QPl42XAcOVPDalTNFcOiRESIFPSjrFw6uACoFj0J3K_uLkSMx0BpO8xirfFGej0HEl67Dgw2KcqH_tu4Q7puj4Kw0PLXRm2htbueTatU13HtfFQVIQfGvP669YAm9xoxg%3

Slide 20 - Tekstslide

De rijn begint dus als __________ hoog in de bergen. Onderweg wordt de rivier aangevuld met neerslag. De Rijn is dus een _________________. In de ______________ snijdt de Rijn zich door het landschap. Door de hoge snelheid zorgt het meegevoerde puin een diep __________ dal met steile wanden. 

Slide 21 - Tekstslide

De waterval ontstaat waar hard gesteente overgaat in zacht gesteente. Het harde gesteente blijft liggen. Zo ontstaat er een hangende rots. Over de rand stort het water naar beneden.

Slide 22 - Tekstslide