Economie: prijzen, inflatie, koopkracht en CPI

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Berekening koopkracht

Stijging salaris + stijging inflatie = koopkracht stijging OF daling

voorbeeld:


Slide 3 - Tekstslide

Inkomen & inflatie
Nominaal inkomen: het inkomen dat je in euro's verdient. 
Reëel inkomen: De koopkracht van je inkomen. 

 VOORBEELD:
nominaal inkomen stijgt met 5%
inflatie is 3%
stijging koopkracht is dan ?

Slide 4 - Tekstslide

Loon-prijsspiraal
Werknemers willen bij inflatie prijscompensatie (lonen moeten net zoveel stijgen als de inflatie). De loonkosten zijn hoger, en dit wordt weer doorberekend in de producten. Hierdoor willen werknemers weer loonsverhoging.

Slide 5 - Tekstslide

CBS=
Centraal Bureu voor de Statistiek

Slide 6 - Tekstslide

Indexcijfer Formule
Indexcijfer = 
gevraagde jaar / basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon nieuwjaar: 2500 euro
Indexcijfer = 
2500 / 2000 x 100 = 125

Slide 7 - Tekstslide

VUISTREGEL
INDEXCIJFER VAN HET BASISJAAR IS ALTIJD 100

Slide 8 - Tekstslide

CPI= Consumentenprijsindexcijfer


een indexcijfer dat de ontwikkeling van consumentenprijzen weergeeft

Slide 9 - Tekstslide

consumentenprijsindex
Stappen om het cpi te berekenen: samengesteld GEWOGEN indexcijfer

Vermenigvuldig het indexcijfer van iedere artikelgroep met de bijbehorende wegingsfactor. 
Tel alle uitkomsten van stap 1 bij elkaar op. 
Deel je uitkomst van stap 2 door het totaal van alle wegingen  

Je uitkomst is het consumentenprijsindexcijfer.


Slide 10 - Tekstslide