Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1
In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Blok 1
verhuizen naar de stad
Slide 1 - Tekstslide
Steden
Sommige steden zijn al ontstaan in de romeinse tijd.
De meeste steden in Europa ontstonden na het jaar 1000.
De bevolking groeide. Mensen moesten gevoed worden
Slide 2 - Tekstslide
leerdoel
Hoe en waar Europese steden ontstaan zijn
Slide 3 - Tekstslide
Het ontstaan van steden
Na het jaar 1000 kwam de handel weer op gang
Drieslagstelsel > Hogere opbrengsten > deze werden verhandeld > ontstaan markten> mensen bleven op deze plek 'wonen'
Door meer opbrengsten in de landbouw hoefde niet iedereen meer in de landbouw te werken, dus niet iedereen hoefde meer boer te zijn.
Er kwam weer handel en ontstonden ambachten.
Waar ontstonden steden?Op plaatsen waar veel mensen handelden:
Op kruispunten van wegen en rivieren (bereikbaarheid)
Bij een klooster of kasteel (veiligheid)
Aan de zee (havens)
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
leerdoel 2
In een stad werken ambachtslieden. Wat is een Ambacht?
Slide 6 - Tekstslide
Werk!
In de stad waren mensen geen boer; zij gingen zich specialiseren.
De nieuwe beroepen noemen wij ambachten.
Ambacht is iemand die iets met de handen maakt
Voorbeelden van ambachten zijn: bakkers, schoenmakers en zilversmeden.
Slide 7 - Tekstslide
Standen
bij de Monniken en Ridders
Burgers kwamen als nieuwe stand er bij.
Slide 8 - Tekstslide
De pest in Europa
In 1347 komt de pest aan in Europa: via de Krim naar Italië
Via de handel verspreidt de ziekte zich razendsnel door Europa
De viezigheid en het ongedierte in de middeleeuwse steden helpen ook mee in het ontstaan van de grote pestepidemie van 1347 tot 1351
Uiteindelijk sterft 1/3 van de Europese bevolking, ongeveer 20 miljoen mensen.
de pest heet ook wel de zwarte dood
De pest door de ogen van schilder Pieter Brueghel de Oude (1562). Voor veel mensen moet de pest zo zijn ervaren: overal dode mensen en complete steden die zijn verlaten.
Slide 9 - Tekstslide
leerdoel
Uitleggen wat het verschil is tussen stadscentrum en binnenstad (van Amsterdam)
Slide 10 - Tekstslide
De opbouw van een stad
De binnenstad: oudste deel van de stad = Oude gebouwen, smalle straten. Vaak met grachten, stadsmuur, kerken, marktplein
Het stadscentrum: veel winkels, kantoren, restaurants en een station. Hier is veel te doen en te bleven.
Veel mensen bedoelen het stadscentrum als ze zeggen dat ze naar de stad gaan.
Slide 11 - Tekstslide
De opbouw van de stad
DE OUDE BINNENSTAD
Het historisch deel dat vroeger binnen de stadsmuren lag.
Het stadscentrum ligt vaak voor een deel in de oude binnenstad
Slide 12 - Tekstslide
leerdoel
Waarom verhuizen mensen naar de stad?
Slide 13 - Tekstslide
verhuizen : economische reden
er is meer werk in de stad omdat robots en machines landbouw taken overnemen. Er zijn in de stad meer banen dan in een dorp.
Slide 14 - Tekstslide
verhuizen
studeren in de stad
bijvoorbeeld in Amsterdam de HVA
Slide 15 - Tekstslide
verhuizen
Vrije tijd
steeds meer mensen in de stad die wat leuks willen doen.
denk aan: theaters, bioscopen, museums, cafés, kledingwinkels, sport mogelijkheden etc
Slide 16 - Tekstslide
iedereen in de stad
over 30 jaar leeft 70 procent van de wereld bevolking in de stad
de bevolkingsdichtheid wordt hoog. Er wonen gemiddeld veel inwoners op een vierkante kilometer.
Kgt:
Omdat meer mensen in of vlak bij een stad willen wonen, worden de steden groter. Een stad en de omliggende dorpen groeien tegen elkaar aan. Zij vormen dan een agglomeratie.
Slide 17 - Tekstslide
KGT: Agglomeratie
Als je Amsterdam vanuit de lucht bekijkt, lopen Zaanstad, Amsterdam, Diemen, Duivendrecht en Amstelveen in elkaar over. Dat aaneengesloten stadsgebied noemen we de agglomeratie.
Slide 18 - Tekstslide
De drie beroepssectoren
1. De primaire sector: dingen worden uit de grond gehaald
landbouw, tuinbouw, visserij en mijnbouw, winnen van delftstoffen (aardolie, gas, goud)
2. De secundaire sector: Ze maken iets met die dingen die uit de grond zijn gehaald.
beroepen waarbij producten worden gemaakt van de grondstoffen. Bijvoorbeeld in een fabriek. ook Nutsbedrijven (elektriciteit, drinkwater, bouwbedrijven, slagers en meubelmakers)
3. De tertaire sector: dienstverlening. Dan doe je wat voor iemand. Iets verkopen of een dienst verlenen. Dit zijn de meeste beroepen in Nederland. Dokters, advocaten, mensen op kantoor, klusjesmannen.
Slide 19 - Tekstslide
leerdoel KGT
Wat betekend commercieel en niet commercieel werk?
Slide 20 - Tekstslide
Commercieel = winst maken
Niet-Commercieel = kosten en opbrengsten even groot
Slide 21 - Tekstslide
quizz
Slide 22 - Tekstslide
Op welke plek ontstonden steden?
Slide 23 - Open vraag
Hoe werd de opbrengst per akker vergroot?
Slide 24 - Open vraag
In welke sector werkt een visser?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Dofijnensector
Slide 25 - Quizvraag
Als docent werk je ook in de tertiaire sector, maar werkt een docent commercieel of niet-commercieel?
A
Commercieel
B
Niet- Commercieel
Slide 26 - Quizvraag
Blok 2! hoe wonen mensen?
Slide 27 - Tekstslide
wat is hanze
Een samenwerkingsverbond tussen handelaren
Slide 28 - Tekstslide
Voordelen Hanzeverbond
Hanze is samenwerking tussen handelaren en 200 steden.
gezamelijke afspraken over: munten, maten en gewichten
Koggeschepen varen in groepen (veiligheid in een groep)
Hanzesteden hoefde geen tol of weinig tol (belasting) te betalen over het vervoeren van producten.
handel met : zout, graan, hout, wijn, bier, dierenhuiden en wol
Hanze
Slide 29 - Tekstslide
gevelsteen
Aan de hand van de gevelsteen werd duidelijk welk ambacht er in dat huis gedaan werd. Straat namen en huisnummers bestonden niet
Slide 30 - Tekstslide
Ambachten en gildes
Een vereniging van mensen hetzelfde ambacht is een gilde.
Een gilde:
Hielp bij ziekte en/of overlijden de familie van een lid
Bepaalde de prijs van producten
Bepaalde en controleerde de kwaliteit van producten
Gilden
Slide 31 - Tekstslide
Leerling --> gezel --> meesterproef --> eigen bedrijf
gilden 2
Slide 32 - Tekstslide
Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze.
Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting.
Slide 33 - Tekstslide
Eigen baas zijn
In de middeleeuwen moesten de stedelingen de leenheer (edelman) gehoorzamen > hij bepaalde de regels, spraken recht etc. Hij was de baas over een gebied.
• Steden wilden zelf de regels kunnen bepalen.
• De heer en de stadsbewoners maakten afspraken = stadsrechten.
• Nu kon de stad zichzelf regeren
• Bijvoorbeeld: markten organiseren of belasting innen.
• De stad betaalde belasting aan de heer in ruil voor stadsrechten.
• Burger worden = betalen
Dit zijn de stadsrechten van Arnhem
stadsrechten
Slide 34 - Tekstslide
stad maakt vrij
- Mensen gingen graag in steden wonen, omdat zij op het plattelandweinig rechten hadden. Boeren moesten de landbezitter gehoorzamen. ze moesten onbetaald kwarweitjes / corvee doen (herendiensten)
- Iemand die een 1 jaar in een stad woonde, was vrij. Een burger van de stad mocht zelf een beroep kiezen en had veel meer vrijheid. Hij moest wel belasting betalen aan het stadsbestuur en zich houden aan de wetten van de stad.
Waarom stadsrechten?
Slide 35 - Tekstslide
quizz
Slide 36 - Tekstslide
Wat deed een gilde allemaal?
A
Gilde controleerde de kwaliteit van producten
B
Gilde bepaalde de prijs van producten
C
Leden van een Gilde hielpen elkaar bij ziekte
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 37 - Quizvraag
Een gilde was in de middeleeuwen een vereniging van mensen met hetzelfde beroep
A
Juist
B
Onjuist
Slide 38 - Quizvraag
Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quizvraag
Een ambacht is een beroep waarbij je dingen met je handen maakt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 40 - Quizvraag
Wat is een goede plek voor handel?
A
Bij een kruispunt of rivier
B
Midden op het land
C
Dicht bij een berg
Slide 41 - Quizvraag
Welke zin is NIET WAAR over de Hanze?
A
De Hanze was een samenwerking tussen steden.
B
De Hanze leverde de kooplieden veel voordelen op, zoals afspraken over goedkopere prijzen.
C
Bij de Hanze waren veel gildes aangesloten die hun producten zo beter konden verkopen.
D
De IJssel was een rivier waaraan veel Hanze steden lagen.
Slide 42 - Quizvraag
Wat is de Hanze?
A
Samenwerking tussen handelaren.
B
Een middeleeuwse stad
C
Samenwerking tussen heren.
D
Vaarroute
Slide 43 - Quizvraag
Noem een voordeel voor steden van het samenwerkingsverbond de Hanze.
Slide 44 - Open vraag
Welke steden werkte samen in Nederland?
Slide 45 - Open vraag
Waar ontstonden de eerste dorpen/steden?
Slide 46 - Open vraag
Wat hoort niet bij stadsrechten?
A
Zelf besturen
B
Zelf munten slaan
C
Zelf oogsten
D
Zelf recht spreken
Slide 47 - Quizvraag
Wat zijn stadsrechten?
A
Het recht van de inwoners om groente te verbouwen op het land
B
Het recht van de inwoners om hun eigen stad te besturen
C
Het recht van de inwoners om belasting te betalen
Slide 48 - Quizvraag
Wie verloor door de stadsrechten steeds meer macht?