Flexles (oefenen via delen denken uitwisselen)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 233
  • je schrift
  • je etui
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek op pagina 233
  • je schrift
  • je etui

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Rollen bij het werkwoord
iemand praat => 1 rol = onderwerp

iemand gooit iets => 2 rollen = onderwerp en lijdend voorwerp

iemand pakt iets af van iemand => 3 rollen = onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel rollen heeft het werkwoord huilen?
A
1 rol
B
2 rollen
C
3 rollen

Slide 4 - Quizvraag

Iemand huilt
1 rol = onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel rollen heeft het werkwoord geven?
A
1 rol
B
2 rollen
C
3 rollen

Slide 6 - Quizvraag

iemand geeft iets aan iemand
3 rollen
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Werkwijze
  • Werken in tweetallen.
  • Steeds één opdracht: versie A en B.
  • Eerst doe je een opdracht zelf.
  • Dan bespreek je elkaars opdracht.
  • Vervolgens klassikaal bespreken.

Slide 8 - Tekstslide

Ontleed de hele zin.
  • Benoem alle zinsdelen volgens de vaste volgorde (p. 197) of gebruik de rollen.
  • Je moet de hele zin kunnen voordoen. 

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1:
Zin A:
Die marathonlopers blijken een geweldig uithoudingsvermogen te hebben.

Zin B:
Mijn oma en opa hebben daar heel lang een kaaswinkel gehad. 

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1:
Zin A:
Die marathonlopers (o) / blijken (wg) / een geweldig uithoudingsvermogen (lv) te hebben (wg).

Zin B:
Mijn oma en opa (o) / hebben (wg) / daar (bwb) / heel lang (bwb) / een kaaswinkel (lv) / gehad (wg).

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2:
Zin A:
Op hun 65e verkochten ze hun winkel aan de buren.

Zin B:
Nu wonen ze alweer vijf jaar op een gerestaureerde woonboot.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2:
Zin A:
Op hun 65e (bwb) / verkochten (wg) / ze (o) / hun winkel (lv) / aan de buren (mv). 

Zin B:
Nu (bwb)/ wonen (wg) / ze (o) / alweer vijf jaar (bwb) / op een gerestaureerde woonboot(bwb). 

Slide 13 - Tekstslide

Ontleed de samengestelde zin
  • Benoem alle zinsdelen volgens de vaste volgorde (p. 197) of gebruik de rollen.
  • Denk aan de || tussen de samengesteld delen.
  • Het voegwoord hoef je niet te benoemen.
  • Je moet de hele zin kunnen voordoen. 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 3: 
Zin A:
Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.

Zin B:
Nu ik het idee gehoord heb, wil ik het direct uitvoeren!

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 3: 
Zin A:
Ik (o)/ blijf (wg) /vandaag (bwb)/thuis (wg) (HZ) //, want / ik /(o) voel (wg) /me (wg) / niet lekker (bwb) (HZ).

Zin B:
Nu (bwb)/ ik (o) /het idee (lv)/ gehoord (wg) /heb (wg) / (BZ)//, wil (wg) / ik (o) /het (lv)/ direct (bwb)/ uitvoeren (wg)! (HZ)

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 4
Zin A:
Verzon jij ook weleens smoesjes als je te laat kwam?

Zin B:
Pim wil al lunchen, maar ik heb nog niet eens ontbeten!

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 4
Zin A:
Verzon (wg) / jij  (o)/ ook weleens (bwb)/ smoesjes (lv) (HZ) // als / je (o) / te laat (bwb) / kwam (wg)? (BZ)

Zin B:
Pim (o) / wil (wg) /al (bwb) / lunchen (wg) (HZ)//, maar / ik (o) / heb (wg)/ nog niet eens (bwb) / ontbeten (wg)! (HZ).

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf het werkwoord goed
  • Gebruik het schema op pagina 234.
  • Je moet precies kunnen vertellen welke stappen je hebt genomen in dit schema. 

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 5:
Zin A:
De auto (stranden, tt) langs de weg.

Zin B:
(Branden, tt) jij je vingers wel eens?

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 5:
Zin A:
De auto strandt (tt) langs de weg.

Zin B:
Brand (tt) jij je vingers wel eens?

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 6:
Zin A:
De leerling (herinneren, tt) zich niets meer van de les, maar (veranderen, tt) dat voor de toekomst.

Zin B:
(Zijn, tt) het jou wel eens (gebeuren), dat je je boek (vergeten, tt)?

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 6:
Zin A:
De leerling herinnert ( tt) zich niets meer van de les, maar verandert (tt) dat voor de toekomst.

Zin B:
Is (tt) het jou wel eens gebeurd (vd), dat je je boek vergeet (tt)?

Slide 23 - Tekstslide

Afsluiting
Tot de volgende keer!

Slide 24 - Tekstslide