Hoofdstuk 2 voorbereiding tentamen.

Tijdens deze les:
Oefen je met omrekenen.
Rekenen met de dichtheid.
Rekenen met verhoudingen.
Rekenen met percentages.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tijdens deze les:
Oefen je met omrekenen.
Rekenen met de dichtheid.
Rekenen met verhoudingen.
Rekenen met percentages.

Slide 1 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 2 - Tekstslide

Tip!
Onthoud ook dat:
 1mL = 1 cm3
1L = 1dm

Slide 3 - Tekstslide

Reken de volgende getallen om (antwoorden vind je op de volgende slide):
a. 0,81 kg = ... g
b. 320 cm3 = ... L
c. 100mm = ... m
d. 1000m3 = ... L
e. 0,5 L = ... mL

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden:
a. 810g
b. 0,32L
c. 0,1m
d. 1.000.000 L
e.  500 mL

Slide 5 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 6 - Tekstslide

Een blokje weegt 15,6g en heeft een volume van 2mL. Bereken de dichtheid en zoek op in Binas welke stof dit is.

Slide 7 - Open vraag

Rekenen met verhoudingen.
Je rekent met verhoudingen bij reacties.

Slide 8 - Tekstslide

IJzer en zwavel.
IJzer en zwavel reageren in de vaste verhouding van 55,9 : 35.
Dit betekent dat 55,9g ijzer met 35g zwavel reageert. Met hoeveel gram zwavel reageert 111,8g ijzer? En 120g ijzer?

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden:
111,8/55,9 = 2. Je hebt dus twee keer zoveel ijzer. Je hebt dan ook 2x zoveel zwavel nodig. Dit wordt dan 70g zwavel.

120/55,9 = 2,15. Je vermenigvuldigt 35 met 2,15= 75g zwavel.

Slide 10 - Tekstslide

Overmaat.
Stel dat je het ijzer met zwavel laat reageren. Maar je hebt 130g ijzer i.p.v. de berekende 120g. Je hebt maar 75g zwavel. Dan heb je ijzer in overmaat. Je hebt berekend dat 120g ijzer met 75g zwavel reageert. Je houdt na de reactie dan 10g ijzer over.

Slide 11 - Tekstslide

Percentages.
Wanneer je moet rekenen met volume- en massapercentages moet je duidelijk maken wat het totaal is en wat het deel is.

Je berekent een percentage zo: deel / totaal x 100%.

Slide 12 - Tekstslide

Boter.
In 200g boter zit 15g zout. Bereken het massapercentage zout. Je deel is dan 15g zout. Je totaal is 200g boter. Dan doe je:
15/200 x 100 = 7,5%.

Slide 13 - Tekstslide

Een liter fles Cola bevat 900mL water. Bereken het volumepercentage water in Cola.

Slide 14 - Open vraag

Je doet 5g natriumchloride in 18g water. Bereken het massapercentage natriumchloride.

Slide 15 - Open vraag

Succes met verder leren voor het tentamen!

Slide 16 - Tekstslide