20.3 - Le Passé Composé

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Aujourd'hui (=vandaag) :
- quizlet
- Première partie du Passé Composé
-Deuxième partie du Passé Composé
-Verbuga
- Quizlet Live!
- Nouveaux devoirs: zie magister


jeudi 
le 16 mai

Slide 2 - Tekstslide

Even een terugblik op de vorige les.

Qu'est-ce que c'est "Le Passé Composé"? :
A
De verleden tijd
B
De tegenwoordige tijd
C
De voltooid tegenwoordige tijd
D
De toekomstige tijd

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel werkwoorden heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
een
B
twee
C
drie
D
passé composé? huh?

Slide 5 - Quizvraag


Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord = voltooid tegenwoordige tijd










Let op! Het voltooid deelwoord van een werkwoord op -er eindigt altijd op .
      
Hulpwerkwoord 

voltooid deelwoord

voltooid tegenwoordige tijd
J'ai
J'ai
J'ai
J'ai
Tu as
écouter > écouté 
parler > parlé
être > été
avoir > eu
prendre > pris
J'ai écouté
J'ai parlé
J'ai été
J'ai eu
Tu as pris

Slide 6 - Tekstslide

zet onderstaande zin in de PC
Emile joue sur internet.

Slide 7 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
Olivier, tu achètes des chips?

Slide 8 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
On mange des frites

Slide 9 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
Vous écouter la radio?

Slide 10 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
Clarisse danse.

Slide 11 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
Damien et Jule chante.

Slide 12 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
Said joue au foot

Slide 13 - Open vraag

zet onderstaande zin in de PC
M. Odette regarde....

Slide 14 - Open vraag

Zet het ww "manger" in de pc,
het hele rijtje !

Slide 15 - Open vraag

Les buts d'aujourd'hui
  • Aan het einde van deze les kunnen jullie:

  • De uitzonderingen être, avoir, prendre en faire in de p.c. zetten (de onregelmatige werkwoorden)
  • ÊTRE als hulpwerkwoord gebruiken in de p.c.


Slide 16 - Tekstslide

Attention!!! (Let op!!)
De volgende voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:




Het hulpwerkwoord blijft wel avoir. 
Bijv: Ik heb een cadeau gehad = J'ai eu un cadeau
avoir =  eu 
être = été 
faire = fait
prendre= pris

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Mais, il y a aussi...

!!! Le PC avec être !!!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Comparez...
j'ai regardé                                                           je suis tombé(e)
tu as regardé                                                      tu es tombé(e)
il a regardé                                                           il est tombé
elle a regardé                                                      elle est tombée
on a regardé                                                        on est tombé 
nous avons regardé                                         nous sommes tombé(e)s
vous avez regardé                                             vous êtes tombé(e)(s)
ils ont regardé                                                     ils sont tombés
elles ont regardé                                                elles sont tombées

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Le PC avec être
- Accord avec le sujet (aanpassen aan het onderwerp vd zin):
--> mannelijk enkelvoud: + /
--> vrouwelijk enkelvoud: + e
--> mannelijk meervoud: + s
--> vrouwelijk meervoud: + es

!!! mannelijk EN vrouwelijk meervoud samen? = mannelijk !

Slide 24 - Tekstslide

Passé compose met hulpwerkwoord être
Je kunt de verschillende uitgangen (bij het voltooid deelwoord met hulpwerkwoord être) ook zo noteren:


Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk
-
+s
Vrouwelijk
+e
+es

Slide 25 - Tekstslide

Babette ... à la gare.
(arriver = aankomen)
A
est arrivée
B
est arrivé
C
est arrivées
D
est arrivés

Slide 26 - Quizvraag

Kim et Sophie ... au supermarché.
(aller = gaan)
A
ont allé
B
ont allés
C
sont allés
D
sont allées

Slide 27 - Quizvraag

Nicolas (rester) à la maison.
(rester = blijven)
seulement les verbes...

Slide 28 - Open vraag

Hulpwerkwoord AVOIR
Hulpwerkwoord ÊTRE
mangé
tombé
donné
arrivé
eu
fait
pris
allé
resté
parlé

Slide 29 - Sleepvraag

Oublier/ Oublié
A
être: Je suis oublié
B
avoir: J'ai oublié

Slide 30 - Quizvraag

Regarder =
A
lopen
B
werken
C
kijken
D
praten

Slide 31 - Quizvraag

Parler =
A
lopen
B
werken
C
lezen
D
praten

Slide 32 - Quizvraag

Écouter
A
schrijven
B
werken
C
lezen
D
luisteren

Slide 33 - Quizvraag

Lire
A
schrijven
B
werken
C
lezen
D
luisteren

Slide 34 - Quizvraag

écrire
A
schrijven
B
leren
C
lezen
D
luisteren

Slide 35 - Quizvraag

apprendre
A
horen
B
leren
C
lezen
D
luisteren

Slide 36 - Quizvraag

Avez- vous des questions?
C'est clair pour tout le monde?

Slide 37 - Open vraag

Les devoirs (pour le prochain cours, 
mardi 21 mai): 

Faire:  LessonUp de  17 mai
Zie verder magister
Maintenant: Au travail !!

Slide 38 - Tekstslide

Eerder klaar?
Ga naar VERBUGA.EU
In de linkerkolom zet je vinkje voor Passé Composé het vinkje bij Présent mag je weghalen.
Oefen met de volgende onregelmatige werkwoorden:    
ALLER – AVOIR – ÊTRE – FAIRE – PRENDRE 
en met deze regelmatige werkwoorden:
AIMER – ARRIVER – CHERCHER – DONNER – PARLER – REGARDER - RESTER

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide