voegwoorden de bijzinnen

Wat gaan we vandaag doen?
- De verleden, en voltooide tijd 
-Voegwoorden en bijzinnen
- meervoudsvormen
-het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
- De verleden, en voltooide tijd 
-Voegwoorden en bijzinnen
- meervoudsvormen
-het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide



Voegwoorden en bijzinnen

Slide 2 - Tekstslide

Ze trok haar rok over haar knie, ........................ niemand haar kapotte panty kon zien
A
toen
B
zodat
C
wanneer
D
terwijl

Slide 3 - Quizvraag

Er waren veel spelers ziek, .............. de wedstrijd ging niet door.
A
totdat
B
zodra
C
dus
D
of

Slide 4 - Quizvraag

...................... de komst van de computer, zijn de mensen veel luier geworden.
A
Als
B
Voordat
C
Sinds
D
Toen

Slide 5 - Quizvraag

Men dempt de put vaak ..................... het kalf verdronken is.
A
nadat
B
terwijl
C
dus
D
maar

Slide 6 - Quizvraag

Maria en Jean kochten nieuwe meubels .................. de kinderen in de ballenbak zaten.
A
omdat
B
voor
C
mits
D
terwijl

Slide 7 - Quizvraag

....................... de oorlog nog voortduurt, zullen de prijzen van de levensmiddelen hoog blijven.
A
Zoveel
B
Totdat
C
Nadat
D
Zolang

Slide 8 - Quizvraag

Het nationale voetbalelftal gaat door naar de kwartfinale ................ ze genoeg punten scoren.
A
al
B
hoewel
C
mits
D
tenzij

Slide 9 - Quizvraag

De sokken van Petra zijn nat .................. ze heeft gaten in haar schoenen.
A
want
B
als
C
omdat
D
wanneer

Slide 10 - Quizvraag

..................... er nog geen Corona bestond, gingen we elke maand naar een festival.
A
Wanneer
B
Toen
C
Voordat
D
Nadat

Slide 11 - Quizvraag

We gaan een ijsje eten .................. jullie liever gewoon les hebben.
A
tenzij
B
maar
C
doordat
D
voordat

Slide 12 - Quizvraag



Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Tekstslide

De .......................... voorwerpen
(vinden)

Slide 14 - Open vraag

Een ........................ plaatje
(groot)

Slide 15 - Open vraag

De ...................... misdadiger
(zoeken)

Slide 16 - Open vraag

Het pas ............................... boek
(verschijnen)

Slide 17 - Open vraag

De ........................... winkel
(sluiten)

Slide 18 - Open vraag

De ..................................... waterleiding
(springen)

Slide 19 - Open vraag

De ................................ vrucht
(verbieden)

Slide 20 - Open vraag

De .......................... rekening
(scheuren)

Slide 21 - Open vraag

De ..................................... mail.
(binnenkomen)

Slide 22 - Open vraag

De ................................ ham
(roken)

Slide 23 - Open vraag

het ......................... cadeau
(geven)

Slide 24 - Open vraag

De .......................... ketting
(verdwijnen)

Slide 25 - Open vraag




Meervoudsvormen

Slide 26 - Tekstslide

het idee

Slide 27 - Open vraag

De choreograaf

Slide 28 - Open vraag

de baby

Slide 29 - Open vraag

het pad

Slide 30 - Open vraag

het ei

Slide 31 - Open vraag

de politie

Slide 32 - Open vraag

de koe

Slide 33 - Open vraag

de perzik

Slide 34 - Open vraag

het museum

Slide 35 - Open vraag

de opa

Slide 36 - Open vraag

het slot

Slide 37 - Open vraag