H5.5 en H5.3

Welkom klas 1C
spullen klaarleggen
(werkboek, schriften, etui)





1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1C
spullen klaarleggen
(werkboek, schriften, etui)





Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Huiswerk bespreken: test jezelf online H4.3
Boekenvlog en presentaties Goalball
werkblad spreekwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Doel van deze les
Je oefent vast met de nieuwe woorden (woordzoeker)
Je leert wat een spreekwoord is, waarom we spreekwoorden gebruiken en je leert een aantal spreekwoorden kennen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wie kent er ook een spreekwoord?

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn spreekwoorden?
Een spreekwoord is een korte, krachtige uitdrukking die een algemene waarheid of wijsheid bevat. Ze zijn vaak gebaseerd op ervaring en worden van generatie op generatie doorgegeven. 

Slide 6 - Tekstslide

Zelfstandig werken en huiswerk
Maak eerst de opdracht in het werkboek (zie werkblad)
Maak daarna de rest van het werkblad af.
Welke spreekwoorden kennen jouw ouders / opa's en oma's?

Slide 7 - Tekstslide

Voorbereiding les donderdag
Presentatie over tekstdoelen

Slide 8 - Tekstslide

lesdoel  = Tekstdoel
Wat wil een schrijver
met zijn tekst bereiken?
Waarom schrijft hij deze tekst?

Slide 9 - Tekstslide

Tekstdoel
Een schrijver schrijft zijn tekst met een bepaalde bedoeling: het tekstdoel.
Soms heeft een schrijver méér doelen met zijn tekst. Dan is altijd één doel het belangrijkst.

Slide 10 - Tekstslide

Doel van deze les
Na deze les weet je dat er 5 tekstdoelen zijn: informeren, amuseren, overtuigen, activeren en instrueren.
Je kunt deze tekstdoelen uitleggen en je weet welke tekstsoorten erbij horen.

Slide 11 - Tekstslide

tekstdoel
De schrijver wil:
informeren
amuseren
overtuigen
activeren
instrueren

Slide 12 - Tekstslide

tekstdoel
De schrijver wil:
informeren
de lezer informatie geven over een bepaald onderwerp. Je krijgt vooral feitelijke informatie. Je leest de tekst om iets te weten te komen.
amuseren
dat de lezer plezier heeft in het lezen van de tekst.
overtuigen
dat de lezer zijn mening overneemt.
activeren
dat de lezer iets gaat doen; dat de lezer in actie komt.
instrueren
dat de lezer weet hoe hij iets moet doen/uitvoeren.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Aan het werk
Maak H 5.3 opdracht 1 t/m 5

Daarna samen nakijken.

Slide 15 - Tekstslide