Communicatie 10 stijl

Communicatie 10
stijl 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Communicatie 10
stijl 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Huiswerk controleren + nakijken
10 min
-Herhalen lichaamstaal
10 min
-Stijl
15 min
-Oefenen


35 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Ik weet wat het begrip stijl inhoudt en wat het belang is van de schrijfstijl voor een tekst.
  • Ik kan stijlkenmerken benoemen in een tekst en aangeven wat me wel of niet aanspreekt in iemands stijl.
  • Ik kan stijlen omschrijven en aangeven welke stijl bij welk publiek past.
  • Ik kan mijn schrijfstijl aanpassen aan het doel van mijn tekst en onderzoek doen naar mijn eigen stijl. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Tekstslide

Bestaat non-verbale communicatie alleen uit lichaamstaal? Licht toe.

Slide 5 - Open vraag

Lichaamstaal
Professionele pokeraars hebben baat bij een goede kennis en beheersing van non-verbale signalen. 
Noem nog drie beroepen waarbij lichaamstaal van groot belang is. 
Geef voor elk van deze beroepen een voorbeeld van lichaamstaal die bewust wordt ingezet. 

Slide 6 - Tekstslide

Lichaamstaal

Non-verbale communicatie --> alles wat je niet met woorden zegt.
Lichaamstaal --> je houding en gezicht spelen mee in communicatie. 
Houding en beweging --> hoe je staat, hoe je je hoofd, je schouders en je rug houdt. 
Gebaren --> wat doe je met je handen.
Gezichtsuitdrukking en oogcontact --> weergave van emoties. 
Situatie- en cultuurgebonden --> niet alles is in elk land hetzelfde. 

Slide 7 - Tekstslide

Leg uit wat je anders zou doen als je zou solliciteren bij een pretpark of bij een advocatenkantoor.

Slide 8 - Open vraag

Stijl

Schrijfstijl --> hoe je schrijft. 
Woordniveau --> veel of weinig bijvoeglijke naamwoorden, formeel/informeel, ouderwets of modern, makkelijk/moeilijk, algemeen/specifiek, veel/weinig variatie. 
Zinsniveau --> korte/lange zinnen, bijzinnen, variatie, beeldspraak, stijlfiguren, passief/actief.
Tekstniveau --> dialoog, ruimtelijke beschrijving, grammaticale tijd, volgorde. 

Slide 9 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Communiceren paragraaf 10, opdracht 8 t/m 14. 
Hoe?
Oefenboek blz 66-69.
Handboek blz 72-73.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende les, zie Magister. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet wat het begrip stijl inhoudt en wat het belang is van de schrijfstijl voor een tekst.
Ik kan stijlkenmerken benoemen in een tekst en aangeven wat me wel of niet aanspreekt in iemands stijl.

Ik kan stijlen omschrijven en aangeven welke stijl bij welk publiek past.
Ik kan mijn schrijfstijl aanpassen aan het doel van mijn tekst en onderzoek doen naar mijn eigen stijl. 

Slide 11 - Sleepvraag