Spelling blok 4

Lesdoelen
Na de les - kun je werkwoorden waarbij de stam op een t of d 
                       goed spellen.
                     - kun je werkwoorden waarbij de stam op een z of v 
                       goed spellen.
                        
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Na de les - kun je werkwoorden waarbij de stam op een t of d 
                       goed spellen.
                     - kun je werkwoorden waarbij de stam op een z of v 
                       goed spellen.
                        

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesplan
1. instructie / uitleg
2. oefenen 
3. nabespreken: wat heb je geleerd?
                                   verbeterpuntjes?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spelling van de persoonsvorm
  • Is het onderwerp ik: dan de ik-vorm
  • lopen  -  ik loop

  • Is het onderwerp iemand of iets anders: ik-vorm + t
  • lopen -  jij / hij / zij / u / mijn vriend / onze hond  loopt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

je of jij achter de persoonsvorm
Als je of jij achter de persoonsvorm staat, dan schrijf je geen t
Jij loopt.     Loop jij?
Jij vindt.     Vind jij

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(merk / merkt) jij dat ook?
A
merk
B
merkt

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Dat huis vind ik mooi.
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf het werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Hij (betalen) het bedrag.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Dat huis vind ik mooi.
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Hij brand zich aan het vuur.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Hij verbeeldt zich van alles.
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Dat boek wemelt van de fouten .
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Het gebeurd regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het goed of fout gespeld?
Vindt jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zie jij de fout?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is niet goed gespeld?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
Wat is niet goed gespeld?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Maak opdracht 19 en 20 op bladzijde 153 en 154
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.
timer
2:30

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ken je spelling van de werkwoorden met de stam op t of d?
A
Ja. Ik begrijp alles.
B
Ja, maar ik moet wel nog wat meer oefenen.
C
Nee. Ik moet nog meer uitleg krijgen.
D
Nee. Ik heb niet veel van deze les begrepen.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een verbeterpunt voor deze les.
timer
2:00

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies