In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
ORDENEN
Thema 3
Ordening
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Korte bijles over Ordening
3.1 t/m 3.5
Slide 2 - Tekstslide
3.1: Steeds kleinere groepen
Lesdoelen:
Je kunt organismen indelen in hoofdgroepen en rijken
Je kunt celkenmerken benoemen van Planten, Dieren, Schimmels en bacteriën
Je kunt de groepen benoemen die ontstaan bij verdere verdeling van een Rijk
Slide 3 - Tekstslide
Kenmerken
Bij het ordenen van organismen kijk je naar de Kenmerken.
Een kenmerk is waarmee je een organisme kan onderscheiden van een ander organisme
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdgroepen en Rijken
Al het leven op aarde wordt ingedeeld in 2 hoofdgroepen:
EUKARYOTEN en PROKARYOTEN
De prokaryoten zijn weer ingedeeld in 2 rijken en eukaryoten in 5 rijken
Slide 5 - Tekstslide
Prokaryoten
Eencellig
Geen celkern
Rijken: Bacteriën en Archaea
Slide 6 - Tekstslide
Eurkaryoten
één of meercellig
Wel een Celkern
Rijken: Chromista, Protozoa, Schimmels, Planten en Dieren,
Slide 7 - Tekstslide
Chromista
Het rijk van de chromisten bestaat uit eencellige en meercellige eukaryoten.
Slide 8 - Tekstslide
Protozoa
Het rijk van de protozoa (letterlijk betekent dit 'oerdieren' of 'eerste dieren') bestaat uit eencellige eukaryoten. De amoebe is een mooi voorbeeld daarvan.
Slide 9 - Tekstslide
Schimmels
Er bestaan meer dan 11000 soorten schimmels op aarde
Tot de schimmels behoren zowel meercellige organismen zoals paddenstoelen alsook eencellige organismen zoals gisten. (zoals bakkersgist in brood)
Slide 10 - Tekstslide
Planten
Planten ken je waarschijnlijk wel.
Bomen, struiken, bloemen zijn allemaal voorbeelden van planten
Planten doen aan Fotosynthese
Slide 11 - Tekstslide
Dieren
Daar zijn ze dan Dieren
We gaan verder dit hoofdstuk de dieren ordenen
Slide 12 - Tekstslide
Celkenmerken
Bij het ordenen kijken biologen eerst naar celkenmerken
Voorbeeld hoe biologen ordenen
Celkern? Ja --> Eurkaryoot nee --> Prokaryoot
Celwand Ja --> Bacterie/archea, plant, schimmel
Bladgroenkorrels? Ja --> Plant
Slide 13 - Tekstslide
Steeds kleinere groepen
Dit overzicht moet je kunnen dromen
op de toets
Slide 14 - Tekstslide
Vertakkingsschema
De indeling van steeds kleiner wordende groepen doe je in een vertakkingsschema
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
3.3 Dieren
Leerdoelen
Je kunt dieren indelen op de grond van skelet en symmetrie
Je kunt kenmerken en voorbeelden benoemen van 6 stammen in het dierenrijk
Slide 17 - Tekstslide
Symmetrie
Bij veel organismen is de lichaamsbouw symmetrisch
Veel soorten dieren zijn tweezijdig symmetrisch (net als de mens) --> op 1 manier symmetrisch te verdelen
Sommigen zijn veelzijdig symmetrisch --> Op meerdere manieren symmetrisch te verdelen
Sommigen zijn ook niet symmetrisch.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Skeletten
Dieren zijn ook in te delen op basis van skelet, dat geeft het dier stevigheid en bescherming
Er zijn verschillende soorten skeletten
Inwendig en uitwendig
Sommige dieren zoals kwallen hebben geen skelet, dieren zonder skelet leven vaak in het water.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Indeling
Zoals je nu weet kan je dieren indelen in stammen op basis van symmetrie en skelet
Er zijn 34 dierenstammen, enkelen zijn:
Sponsdieren, neteldieren, weekdieren, stekelhuidigen, geleedpotigen en gewervelden
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
3.4 Planten
Lesdoelen
Je kunt kenmerken benoemen van vaatplanten en groenwieren
Je kunt kenmerken benoemen van zaadplanten en sporenplanten
Slide 29 - Tekstslide
Vaatplanten
De meeste planten zijn vaatplanten.
Vaatplanten transporteren stoffen door hun vaten
Veel vaatplanten maken zaden aan en zijn dus Zaadplanten. Zaadplanten hebben stengels, bladeren, bloemen en wortels
Anderen maken weer sporen aan met voortplantingscellen dat zijn Sporenplanten. Sporenplanten hebben bladeren, stengels, wortels maar geen bloemen.
Sporenplanten kunnen sporendoosjes bovenin de stengel (mos) hebben of sporenhoopjes onder het blad (varen)
Slide 30 - Tekstslide
Zaadplanten
Slide 31 - Tekstslide
Sporenplanten
Slide 32 - Tekstslide
Groenwieren
Wieren --> Ook wel algen genoemd
Geen wortels, stengels, bladeren of bloemen
Voortplanting door sporen of celdeling
Groenwieren zin één- of meercellige organismen met bladgroenkorrels
Slide 33 - Tekstslide
Groenwieren
Eencellig Meercellig
Boomalg Zeesla
Slide 34 - Tekstslide
3.5 Schimmels
Lesdoelen
Je kunt kenmerken benoemen van schimmels
Je kunt uitleggen dat schimmels zowel schadelijk als nuttig kunnen zijn en hiervan voorbeelden geven
Slide 35 - Tekstslide
Bouw
Celwand, Vacuole, celkern
Schimmels kunnen één- of meercellig zijn
Gisten zijn eencellige schimmels.
Schimmeldraden zijn meercellige schimmels
Slide 36 - Tekstslide
Voortplanting
Gisten planten voort door celdeling, cel ontstaat uit knop
Meercellige schimmels planten voort door sporen
Bij sommige schimmels zitten de sporen in een bepaald orgaan (paddenstoel)
Slide 37 - Tekstslide
Nut en schade
De meeste soorten schimmels voeden zich met dode planten of dierenresten. Dat is nuttig van zo wordt de natuur opgeruimd
Maar sommige schimmels kunnen ziekten veroorzaken bij planten of dieren dat heet een infectie
Slide 38 - Tekstslide
Biotechnologie
Verzamelnaam voor technieken waarbij mensen andere organismen gebruiken voor producten
Denk maar aan het antibioticum Penicilline
Dat is van de penceelschimmel
Hiermee worden bacteriële infecties bestreden
Slide 39 - Tekstslide
3.6 Bacteriën
Leerdoelen:
Je kunt kenmerken benoemen van bacteriën
Je kunt uitleggen dat bacteriën zowel nuttig als schadelijk kunnen zijn, en voorbeelden hiervan geven
Slide 40 - Tekstslide
Kenmerken
Prokaryoot
Geen celkern, Celwand
eencellig
Planten voort door celdeling
Slide 41 - Tekstslide
Nut en schade
Bacteriën in je darmen helpen met de vertering van voedsel. En een laagje op de huid beschermt tegen ziekteverwekkers
Bacteriën in de bodem ruimen dode organismen op (ze voeden zich met dode resten van organismen)
Deze bacteriën waren nuttig, maar en zijn ook gevaarlijke bacteriën die je ziek kunnen maken zoals: Salmonella en Cholera
Deze ziekten zijn te bestrijden met antibiotica
Slide 42 - Tekstslide
Biotechnologie
Net als schimmels worden bacteriën gebruikt om producten mee te maken
Denk maar aan zuurkool of yoghurt.
Yoghurt krijg je door aan melk melkzuurbacteriën toe te voegen. Die zetten een deel van de melk om in melkzuur en dat maakt de yoghurt dik en zuur
Bij zuurkool maken melkzuurbacteriën de zuurkool zacht en zuur
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Video
01:54
Maar wat voor bacteriën worden dan toegevoegd? en wat gebeurt er dan met de melk?
Slide 45 - Open vraag
02:13
Hoe doen ze dat?
A
Celdeling
B
Sporen
Slide 46 - Quizvraag
02:40
Is dit een goor wijf of niet
A
Ja
B
Nee
Slide 47 - Quizvraag
Is alles Duidelijk?
Zo ja?
Probeer de D-toets online te maken
Ik ga een oefentoets nog maken dus die komt er ook nog aan