powercollege 11_kostprijs berekenen inclusief afschrijving

Powercollege 11
Afschrijving & overige kosten 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Powercollege 11
Afschrijving & overige kosten 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen wat afschrijving is
  • Je kunt afschrijvingskosten berekenen
  • Je kunt de kostprijs per product uitrekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Investeren is:
A
Het kopen van nieuwe kapitaalgoederen
B
Het kopen van nieuwe consumptiegoederen
C
Het in dienst nemen van geschoolde werknemers
D
Het in dienst nemen van ongeschoolde werknemers

Slide 3 - Quizvraag

Kun je een auto voor altijd gebruiken?

Slide 4 - Open vraag

Kun jij een nieuwe auto met een maandsalaris kopen?
  • Nee de meeste mensen kunnen dat niet doen. Je zult daarom geld op zij moeten zetten en de waarde van je auto moeten afschrijven.
  • Afschrijving: Waarde vermindering van een auto of andere machine.
  • Formule: (aanschafprijs – restwaarde) : aantal gebruiksjaren.

Slide 5 - Tekstslide

Een groenteboer heeft een koeling van 8500 euro gekocht.
Hij doet er 4 jaar mee en krijgt er daarna nog 500 euro voor terug. Wat is de afschrijving per jaar?
A
€ 2200
B
€ 500
C
€ 2000
D
€ 8000

Slide 6 - Quizvraag

Kosten verdeel je in twee categorieën
  1. Vaste kosten
  2. Variabele kosten


Slide 7 - Tekstslide

Vaste kosten
  • Kosten die niet meteen veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de huur van je gebouw, loon van je vaste personeel, je kassa etc.

Slide 8 - Tekstslide

Variabele kosten
  • Kosten die wel veranderen als je meer of minder gaat produceren.
  • Bijvoorbeeld de kosten van grondstoffen, bezorgkosten (benzine), salaris invalkrachten etc.

Slide 9 - Tekstslide

Hieronder staan vijf kosten. Geef van elke kost aan of het  gaat om vaste of een variabele kosten. Sleep de zinnen naar de juiste plek.







Vaste kosten
Variabele kosten
Reclamekosten
Verzendkosten
Loon vast personeel
Huur
Grondstoffen

Slide 10 - Sleepvraag

Tekst
Deze kosten zijn afhankelijk van de werkelijke productie
Deze kosten zijn afhankelijk van de gekozen productiecapaciteit
Constante kosten 
Variabele kosten 

Slide 11 - Sleepvraag

Kostprijs per product 
  • Dit zijn alle kosten die je maakt om 1 product te maken.
  • Formule:
  • (vaste kosten + variabele kosten) : aantal producten

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Een fabriek maat 550.000 stoelen per jaar. De vaste kosten zijn €3.250.000,- De variabele kosten zijn €950.000,-. Wat is de kostprijs per product?

Slide 13 - Open vraag

Uitwerking voorbeeldvraag
Een fabriek maat 550.000 stoelen per jaar. De vaste kosten zijn €3.250.000,- De variabele kosten zijn €950.000,-. Wat is de kostprijs per product?
  • €3.250.000 + €950.000=
  • €4.200.000 (totale kosten)
  • €4.200.000 : 550.000=
  • €7,64 (kostprijs per product)
  • (vaste kosten + variabele kosten) : aantal producten

Slide 14 - Tekstslide