Een bedrijf rekent per jaar de waardevermindering van kapitaalgoederen uit.
Afschrijving = de jaarlijkse waardevermindering
Slide 3 - Tekstslide
Afschrijvingen
Een bedrijf koopt een machine voor €50.000. Na vijf jaar wordt deze verkocht voor de restwaarde van €5.000.
a) Bereken de totale afschrijving
b) Bereken de afschrijving per jaar
timer
2:00
Slide 4 - Tekstslide
Afschrijvingen
Een bedrijfsmachine kostte € 20.000,-. Hij heeft een levensduur van 3 jaar en na die periode is de restwaarde € 12.500.
a) Bereken de totale afschrijvingen
b) Bereken de afschrijving per jaar.
Slide 5 - Tekstslide
Kostprijs
Kostprijs per product = gemiddelde kosten voor het maken van één product.
Slide 6 - Tekstslide
Kostprijs
Een bedrijf produceert boeken. De vaste kosten zijn €8.000 en de variabele kosten zijn €5 per boek.
In totaal worden er 100 boeken gemaakt
a) Wat zijn de totale variabele kosten
b) Wat is de kostprijs per boek?
timer
2:00
Slide 7 - Tekstslide
Kostprijs
Een bedrijf produceert per maand 100 gala jurken. De vaste kosten zijn €10.000 per maand en de variabele kosten per jurk zijn €50,00.
a) Bereken de totale variabele kosten per maand
b) Bereken de kostprijs per jurk
Slide 8 - Tekstslide
Consumentenprijs
Inkoopprijs via Ali Express: 3,00
Je wil paar crocs 80 % winst maken
Brutowinst opslag
Slide 9 - Tekstslide
Consumentenprijs
Inkoopprijs via Ali Express: 3,00
Je wil paar Crocs 80 % winst maken
Brutowinstopslag
De overheid wil ook een beetje verdienen. Daarom komt er in de supermarkt ook nog BTW bij
Consumentenprijs
Slide 10 - Tekstslide
Consumentenprijs
timer
2:00
Slide 11 - Tekstslide
Consumentenprijs
Kees koopt voor zijn kledingwinkel spijkerbroeken in voor €25. Hij berekent een brutowinstopslag van 80% van de inkoopprijs. Het btw-percentage is 21%.
a) Bereken de verkoopprijs.
b) Bereken de consumentenprijs.
Slide 12 - Tekstslide
Netto resultaat
Omzet : Hoeveel geld er in de kassa lade terecht komt
Nettoresultaat: Kan winst of verlies zijn
Slide 13 - Tekstslide
Netto resultaat
Bij een bedrijf worden 100 telefoons verkocht voor € 500 per stuk. Hoeveel is de omzet?
timer
2:00
Slide 14 - Tekstslide
Consumentenprijs
De verkoopprijs van een iPad is €500. In een maand worden er 1.550 verkocht. Men koopt ze in voor €550.000. In totaal heeft het bedrijf €5.000 aan bedrijfskosten per maand.
a) Bereken de omzet.
b) Bereken de brutowinst.
c) Bereken het nettoresultaat en schrijf erbij of het om winst of verlies gaat.