Les 4

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen




Leg je spullen klaar op het hoekje
 van je tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- 10 min lezen
- Cursus 7 spelling § 2
- Cursus meer dan lezen § 2
- evaluatie
- huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

10 min lezen

Slide 3 - Tekstslide

Spelling 

Slide 4 - Tekstslide

Doel
Na deze les weet je hoe je bepaalt of een woord op een -d of -t eindigt.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe bepaal jij of een woord op
-d of -t eindigt?

Slide 6 - Woordweb

Theorie
Sommige woorden eindigen op een t-klank (zoals paard of olifant). Die klank schrijf je soms met een -t, soms met een -d.

Zo bepaal je of een woord op een -d of -t eindigt
Als het woord géén persoonsvorm in de tegenwoordige tijd is, gebruik je de verlengproef om te weten welke letter je moet gebruiken:
Maak het woord langer door er -e, -en, -eren of -ig achter te zetten.
Hoor je een t? Schrijf dan een -t aan het eind: boten → boot; parelwitte → parelwit; schattig → schat.
Hoor je een d? Schrijf dan een -d aan het eind: rode → rood; tanden → tand; kinderen → kind; handig → hand.



Slide 7 - Tekstslide

-t
-d
eindstan...
vijfduizen...
krokan...
brui...
drievou...
akkoor...
standbeel...
frui...
mach...
scheepvaar...
piloo...
correc...

Slide 8 - Sleepvraag

Aan de slag
Cursus 7 §2
Maak online opdracht 1, 4, 5
Maak opdracht 3 in je werkboek blz. 230

Slide 9 - Tekstslide

Lezen

Slide 10 - Tekstslide

Doel
Ik weet wat oriënterend lezen is. 

Slide 11 - Tekstslide

theorie
lke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp van een tekst. Je kunt het onderwerp in één of een paar woorden zeggen, bijvoorbeeld: topsport, sociale media of verhuizen naar het buitenland.

Als je al weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter als je hem helemaal gaat lezen. Als je het onderwerp van een tekst wilt weten, is het niet nodig om de tekst helemaal te lezen. Je leest de tekst alleen oriënterend.

Slide 12 - Tekstslide

Zo lees je oriënterend
1. Bekijk de tekst:
- Lees de titel.
- Kijk naar de afbeeldingen (illustraties) bij de tekst.
- Lees de titels die boven tekstgedeeltes staan. Die titels noem je tussenkopjes.
- Kijk of er woorden zijn die anders gedrukt zijn, bijvoorbeeld vet, schuin, GROOT of gekleurd.
- Let op woorden die vaker gebruikt worden.
 






2. Lees het eerste stukje van de tekst (de inleiding). Vaak is dat één alinea, soms zijn het er twee. Soms is het eerste stukje vetgedrukt. Hier vind je vaak het onderwerp al in een paar woorden.

Slide 13 - Tekstslide

kijk- of luisterfragment
Het onderwerp van een kijk- of luisterfragment
Ook kijk- en luisterfragmenten hebben een onderwerp. Bij een kijk- of luisterfragment hoor je vaak in de inleiding (het begin) wat het onderwerp van het fragment is.






Zo vind je het onderwerp van een kijk- of luisterfragment
- Let op de titel van het programma of het filmpje.
- Luister goed naar de inleiding van het programma of filmpje.
- Let op woorden die vaker gebruikt worden.
- Geef antwoord op de vraag: waarover gaat dit programma of filmpje?

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Maak online opdracht 1, 2, 3, 4

Slide 15 - Tekstslide

Dit doe ik als ik
oriënterend lees

Slide 16 - Woordweb