8.2 Kracht en beweging

8.2 Kracht en beweging
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

8.2 Kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • Hoe je een kracht kunt meten
  • Waardoor er een beweging ontstaat
  • Welke krachten tegen kunnen werken
  • Welke krachten er werken als je fietst

Slide 2 - Tekstslide

Krachtmeter
Met een veerunster kun je krachten meten. Hoe stugger de veer, hoe groter de kracht is die je kunt meten.

Slide 3 - Tekstslide

Meetbereik
Het meetbereik van de krachtmeter is wat je tussen de hoogste en laagste waarde kunt meten. 
Voor de meest nauwkeurige meting zorg je dat je de krachtmeter met het juiste bereik gebruikt en de veer op 0 staat.

Slide 4 - Tekstslide

Welke veerunster bevat de sterkste veer.
A
linker
B
middelste
C
rechter

Slide 5 - Quizvraag

Aan een veerunster hangt een blokje. Je ziet een afbeelding van de schaalverdeling van de veerunster met aanwijzing.
A 1,05N
B 1,15N
C 1,25N
A
1,05 N
B
1,15 N
C
1,25 N

Slide 6 - Quizvraag

Je hangt een gewichtje van 100 g aan een veerunster.
Wat geeft de veerunster aan?
A 1N
B 10N
C 100N
D 1000N
A
1 N
B
10 N
C
100 N
D
1000 N

Slide 7 - Quizvraag

Beweging

Slide 8 - Tekstslide

Bewegen
Om te kunnen bewegen moet er een kracht op uitoefenen.
Dit kunnen verschillende krachten zijn: zwaartekracht, motorkracht, spierkracht etc.

Slide 9 - Tekstslide

Weerstand / remmende krachten
Wanneer krachten een tegenwerkend effect hebben, dan noem je dat soms ook wel weerstand. Voorbeeld: als tegen de wind in fietst, heb je meer luchtweerstand. Door de luchtweerstand moet je harder fietsen om vooruit te komen

Slide 10 - Tekstslide

wrijvingskracht
Als je over straat fietst, heeft je band met de grond wrijvingskracht. Ook als je remt geven je remblokken wrijvingskracht op je banden. Dan vertraag je. Door spierkracht kun je versnellen (trappen)

Slide 11 - Tekstslide

Wrijvingskracht werkt beweging altijd tegen.
A
Niet altijd
B
Niet voor alle soorten wrijvingskracht
C
Voor één soort wrijvingskracht
D
Dit klopt

Slide 12 - Quizvraag

Als de snelheid constant is,
dan is de voortstuwende kracht
A
groter dan de wrijvingskracht
B
kleiner dan de wrijvingskracht
C
gelijk aan de wrijvingskracht

Slide 13 - Quizvraag

Welke kracht is bij wielrennen de grootste tegenwerkende kracht ?
A
Zwaartekracht
B
Kleefkracht
C
Wrijvingskracht
D
Luchtweerstandskracht

Slide 14 - Quizvraag

Een fietser rijd de berg op. Welke krachten werken hem tegen?
A
Zwaartekracht
B
Wrijvingskracht
C
Luchtweerstand
D
Alle 3 genoemde krachten

Slide 15 - Quizvraag

Practicum
1. Voer het practicum uit op de volgende dia.
2. Neem de tabel over op een a4 papiertje en vul de resultaten in
3. Maak een foto van je tabel en stuur deze in de prive chat naar je docent

Slide 16 - Tekstslide

Practicum!

Slide 17 - Tekstslide

Je mag verder werken aan je opdrachten in je boek

Slide 18 - Tekstslide