De katholieke kerk beschouwde vrouwen die optraden nog steeds als zondig. Dus vrouwenrollen werden gezongen door castraten, die in de 18e eeuw soms een heuze sterrenstatus kregen. Het gebruik van castraten begon pas minder populair te worden aan het einde van de 18e eeuw. De toenmalige president van Frankrijk (later keizer) verbood castratie en gaf vrouwen de toestemming in kerken en opera te zingen.
Het ontstaan van de opera in deze periode heeft een zeer grote invloed gehad op evolutie van de zangtechniek. In plaats van in galmende kerken werd nu ook gezongen in theaters, waar de akoestiek minder goed was. Zangers moesten daarbij ook bewegen en zingen tegelijk. Én de begeleidende ensembles werden steeds groter. De zangtechniek moest dus evolueren om aan de nieuwe eisen tegemoet te komen. Deze evolutie zet zich door in het Classicisme, waar Mozart steeds moeilijkere aria’s schreef. En in de Romantiek, waar zangers begeleid werden door symfonische orkesten, en soms uren lang moesten zingen.