In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
thema 2 organen en cellen
Welkom
telefoon niet in de bak zoek je plek op
pak je spullen
Wordt stil.
Slide 1 - Tekstslide
thema 2 organen en cellen
Welkom
telefoon niet in de bak zoek je plek op
pak je spullen
Wordt stil.
timer
1:00
stopwatch
00:00
1c
Slide 2 - Tekstslide
thema 2 organen en cellen
Welkom
telefoon in de bak zoek je plek op
pak je spullen
Wordt stil.
timer
1:00
stopwatch
00:00
1a
Slide 3 - Tekstslide
bs 1 organen en cellen
Korte oefening (zs)
Uitleg
Zelfstandig werken aan opdrachten (zs)
evaluatie
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het grootste orgaan van je lichaam?
Slide 5 - Tekstslide
vertel je antwoord aan je buurman/vrouw
leg uit waarom je dit denkt
Slide 6 - Tekstslide
pak nu je plenda
Zoek op:
1a: wo 15-11
1c: wo 15-11
Slide 7 - Tekstslide
volgende les
lees blz. 76 t/m 77
maak opdracht 1 t/m 6
waar: blz 77 t/m 79
noteer dit in je plenda
laat je plenda open op tafel liggen
Slide 8 - Tekstslide
bs 1 organen van mensen
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is.
Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens
Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen.
Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 9 - Tekstslide
Organen zijn de onderdelen van het lichaam
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 10 - Tekstslide
In de afbeelding zie je een model van een romp van de vrouw. Je noemt dat een torso.
Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp.
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
In de afbeelding zie je een model van een romp van de vrouw. Je noemt dat een torso.
Je ziet hoe de verschillende organen er uitzien en waar ze liggen in de romp.
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 13 - Tekstslide
Opdracht organen
Geef op je blad aan welke organen je al weet te liggen in je lichaam. (zs)
timer
5:00
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 14 - Tekstslide
Opdracht organen
bespreek in tweetallen je antwoorden (zf)
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 15 - Tekstslide
Organen
Lever
4
hart
3
Maag
5
Blaas
11
Longen
2
Slokdarm
8
Dikke darm
6
Dunne darm
7
Nieren
10
luchtpijp
1
Milt
9
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 16 - Tekstslide
Organen zijn delen van een organisme die bepaalde taken (functies) uitvoeren.
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 17 - Tekstslide
Organen zijn delen van een organisme die bepaalde taken (functies) uitvoeren.
Enkele voorbeelden zijn:
- Het hart en de bloedvaten: het bloed kan door het
lichaam stromen
- De huid: geeft bescherming van het lichaam
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 18 - Tekstslide
Organenstelsels
een groep organen die samenwerken is een orgaanstelsel
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is. Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen. Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 19 - Tekstslide
bs 1 organen van mensen
Je kunt omschrijven wat een orgaan en een orgaanstelstel is.
Je kent 3 orgaanstelsels v/d mens
Je kunt per orgaanstelsel 2 organen benoemen.
Je kunt in de afbeelding van de romp de organen benoemen
Slide 20 - Tekstslide
opdrachten
lees blz. 76 t/m 77
maak opdracht 1 t/m 6
waar: blz 77 t/m 79
noteer dit in je plenda
laat je plenda open op tafel liggen
Slide 21 - Tekstslide
Torso in elkaar zetten
Slide 22 - Tekstslide
Welke organen zie je in de torso? Combineer de nummers met de juiste organen.
Bloedvat
Lever
Slokdarm
Dunne darm
Luchtpijp
Hart
Long
Dikke darm
Maag
nier
Slide 23 - Sleepvraag
Hoe noem je een groep organen die samen werken?
A
Orgaan
B
Cellen stelsel
C
Organisme
D
Orgaanstelsel
Slide 24 - Quizvraag
Evaluatie
Wat ging goed?
Wat kan beter ?
Wat kan anders?
Slide 25 - Tekstslide
thema 3 organen en cellen
Welkom
telefoon in de bak zoek je plek op
pak je spullen
Wordt stil.
Slide 26 - Tekstslide
thema 3 organen en cellen
Welkom
telefoon in de bak zoek je plek op
pak je spullen
Wordt stil.
Slide 27 - Tekstslide
bs 1 organen en cellen
kort filmpje (zs)
Uitleg
Zelfstandig werken aan opdrachten (zs)
evaluatie
Slide 28 - Tekstslide
bs 1 organen en cellen
je kan in de juiste volgorde de organisatie van het lichaam benoemen. (van groot naar klein en van klein naar groot)
Je kunt omschrijven wat een weefsel en een cel is.
Je kent een aantal voorbeelden van cellen en weefsels
Je weet wat orgaandonatie is.
Slide 29 - Tekstslide
pak nu je plenda
Zoek op:
di 21-2
Slide 30 - Tekstslide
volgende les
Lees: organen en cellen (blz 104)
orgaandonatie, orgaanstelsels (blz 106)
en de begrippen lijst voor bs 3.1
maak: opdr 6 en 7
waar: blz 109
noteer dit in je plenda
laat je plenda open op tafel liggen
Slide 31 - Tekstslide
van groot naar klein
organisme (lichaam)
orgaanstelsel (bloedvatstelsel)
orgaan (hart)
weefsel (spierweefsel)
cel (spiercel)
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Wat doe je als een onderdeel stuk is?
Slide 38 - Tekstslide
wat is orgaandonatie?
Slide 39 - Tekstslide
Lees: organen en cellen (blz 104)
orgaandonatie, orgaanstelsels (blz 106)
maak: opdr 1 t/m 5
waar: blz 105 t/m 108
Lees: organen en cellen (blz 104)
orgaandonatie, orgaanstelsels (blz 106)
maak: opdr 6 en 7 en de begrippen lijstvoor bs 3.1
waar: blz 109 t/m 110
hoe: zf
tijd; 20 min
klaar? begrippenlijst
Slide 40 - Tekstslide
Instructie; Begrippenlijst
Wat? waarom
begrippenlijst maken van thema 3.1. begrippenlijst helpt je te leren voor een toets
Hoe?
Je leest blz 104 en 106 1x keer goed door. Neem de blauwe woorden over in je aantekenschrift. schrijf er achter wat de woorden betekenen
20 minuten
Hulp?
Steek je vinger op als je er niet uitkomt met je buurman/vrouw
timer
20:00
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Alle organen zijn opgebouwd uit cellen.
A
goed
B
fout
Slide 43 - Quizvraag
In een organisme komen onder andere cellen, organen, organenstelsels en weefsels voor. Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
cel-weefsel-orgaan-organenstelsel
B
orgaan-organenstelsel-cel-weefsel
C
organenstelsel-orgaan-weefsel-cel
D
weefsel-organenstelsel-orgaan-cel
Slide 44 - Quizvraag
Alle organen bestaan uit . De van een organisme zijn de cellen. Cellen zijn erg klein. Onder een kun je een cel bekijken. Cellen zijn .