Proeftoets 1 Havo

Wat is de tekstvorm?
1 / 24
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat is de tekstvorm?

Slide 1 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver wil zijn mening geven.
DOEL?
A
uitleg geven
B
overtuigen
C
informeren
D
overhalen/activeren

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel heeft een folder?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
aansporen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstdoel heeft een:
ingezonden brief?
A
overhalen
B
overtuigen
C
mening laten vormen
D
uitleg geven

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij (binden) het touw stevig vast
A
bindt
B
bind
C
bint
D
bin

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Worden) je broer ook lid van
de hockeyclub?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt
C
lant

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een synoniem van liegen

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp uit de volgende zin:
De zussen van Irma hebben gisteravond pannenkoeken gebakken.
A
De zussen
B
pannenkoeken
C
De zussen van Irma
D
hebben gebakken

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordelijk gezegde?
Mijn vader wil mijn kamer opnieuw schilderen.
A
wil
B
wil schilderen
C
wil opnieuw schilderen
D
schilderen

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De persoonsvorm is 1 zinsdeel.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp
De kleine jongen uit groep 8 gaat naar de brugklas
A
de kleine jongen
B
De kleine jongen uit groep 8
C
jongen
D
de brugklas

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de persoonsvorm in de zin:
Waar heb jij die leuke tas gekocht?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik zou mijn broertje van school ophalen.

ophalen is een:
A
persoonsvorm
B
heel werkwoord
C
voltooid deelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij een koe gemolken?
gemolken is
A
Persoonsvorm
B
Infinitief/heel werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is een heel werkwoord?

moest - wil - kunnen - vroegen - zal - wilden

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga morgen wandelen
wandelen is..
A
Persoonsvorm
B
Heel werkwoord
C
Voltooid deelwoord

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij heeft een boek gelezen
gelezen is...
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Heel werkwoord

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan de vragen maken
maken is..
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Heel werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzin zelf een heel werkwoord.

Slide 22 - Woordweb

Infinitief is een duur woord voor: het hele werkwoord
Leg het verschil uit tussen de stam en de ik-vorm van een werkwoord.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
     www.redekundig.nl 
     It's Learning : vak Nederlands proeftoets maken
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies